User manual
1.7 Trimpotentiometer
Soldeer nu de twee potentiometers in de schakeling.
P1 = 50 k (helder)
P2 = 50 k (donker)
1.8 Lichtdiode (LED)
Soldeer nu de LED met de juiste poling in de schakeling. Het kortere aan-
sluitpootje kenmerkt de kathode. Houdt men een lichtdiode tegen het licht,
dan herkent men de kathode aan de grotere elektrode binnenin de LED. Aan
de onderdelenzijde wordt de positie van de kathode door een dikke streep
door de behuizingomtrek aangeduid.
Soldeer eerst alleen één aansluitpootje van de diode vast, opdat deze nog
exact gericht kan worden. Als dit gebeurd is wordt telkens ook de tweede
aansluiting gesoldeerd.
LED1 = rood, geel of groen Ø 3 mm of 5 mm
Als een duidelijk herkenningspunt van een LED ontbreekt of u twijfelt aan de
polariteit (omdat sommige fabrikanten verschillende kenmerken gebruiken),
dan kan deze ook door uitproberen bepaald worden. Daartoe handelt u als
volgt:
U sluit de LED via een weerstand van ca. 270 R (bij Low Current-LED 4 k 7)
aan op een voedingsspanning van ca. 5 V (4,5 V of 9-V batterij).
Licht de LED hierbij op, dan is de “kathode” van de LED juist met het minus
verbonden. Licht de LED niet op, is deze in blokkeerrichting aangesloten
(kathode aan plus) en moet omgepoold worden.
16
1.9 Relais
Plaats nu het 12 V relais op de printplaat en soldeer de aansluitpennen aan
de printbaanzijde.
RL1 = Rel. 12 V 1 x U
1.10 Geïntegreerde schakeling (IC)
Nu wordt de geïntegreerde schakelkring met de juiste poling in de hiervoor
bestemde fitting gestoken.
Let op!
Geïntegreerde schakelingen zijn zeer gevoelig voor verkeerde
poling! Let daarom op de betreffende markering van de IC’s ( inkeping
of punt).
Geïntegreerde schakelingen mogen in principe niet verwisseld of in de
fitting geplaatst worden wanneer de voedingsspanning is ingeschakeld.
IC1 = LM 393 OP (inkeping of punt moet naar P1 wijzen)
17
270Ω 270Ω