User manual

4. De soldering zelf dient snel uitgevoerd te worden, want door te lang
solderen worden onderdelen vernield. Ook raken soldeerogen of
koperbanen dan los.
5. Voor het solderen wordt de goed vertinde punt zo op de soldeerplek
gehouden, dat tegelijk de draad van het onderdeel en de printbaan
aangeraakt worden.
Tegelijkertijd wordt (niet teveel) soldeertin toegevoegd, dat meeverwarmd
wordt. Zodra het soldeertin begint te vloeien, haalt u het weg van de
soldeerplek. Dan wacht u nog even, tot het achtergebleven soldeertin
goed uitgelopen is en haalt dan de soldeerbout weg van de soldeerplek.
6. Let er op, dat het net gesoldeerde onderdeel, nadat u de soldeerbout
weggehaald heeft, ca. 5 seconden lang niet bewogen mag worden. Er
blijft dan een zilverglanzende, perfecte soldeerplek achter.
7. Voorwaarde voor een perfecte soldeerplek en goed solderen is een
schone, niet geoxideerde soldeerpunt. Want met een vuile punt is het
absoluut onmogelijk netjes te solderen. Verwijder daarom na elke keer
dat u gesoldeerd heeft overtollig soldeer en vuil met een vochtige
spons of een siliconenstripper.
8. Na het solderen worden de aansluitdraden direct boven de soldeerplek
met een zijkniptang afgeknipt.
9. Bij het solderen van halfgeleiders, LED’s en IC’s dient u er speciaal op
te letten dat een soldeertijd van 5 sec. niet overschreden wordt, omdat
anders het onderdeel vernield wordt. U dient bij deze componenten
eveneens op de juiste poling te letten.
10. Na het aanbrengen van de onderdelen controleert u heel zorgvuldig de
hele schakeling, om te zien of alle componenten er op de juiste manier
ingezet zijn, met de juiste poling. Controleer ook of u niet per ongeluk
aansluitingen of printbanen met tin overbrugd heeft. Dat kan niet alleen
tot slecht functioneren, maar zelfs tot vernieling van dure onderdelen
leiden.
11. Denk er alstublieft aan dat onvakkundig uitgevoerde solderingen,
verkeerde aansluitingen, verkeerd bedienen en montagefouten buiten
ons invloedgebied liggen.
12
1. Bouwfase I: Montage van de onderdelen
op de printplaat
1.1 Weerstanden
Eerst worden de aansluitdraden van de weerstanden volgens de raster-
afmetingen rechthoekig omgebogen en in de aanwezige openingen (volgens
onderdelenschema) gestoken. Daarna buigt u de aansluitdraden ca. 45° uit
elkaar, zodat de weerstanden bij het omdraaien van de printplaat er niet uit
kunnen vallen en soldeert u ze aan de achterkant zorgvuldig met de printbanen.
Dan worden de uitstekende draden afgeknipt.
De in deze schakeling gebruikte weerstanden zijn een koollaagweerstanden.
Deze hebben een tolerantie van 5% en zijn door een goudkleurige
“tolerantiering” gekenmerkt. Koollaagweerstanden hebben doorgaans 4
gekleurde ringen. Voor het aflezen van de kleurcode houdt u de weerstand
zo, dat de goudkleurige tolerantiering zich aan de rechterzijde van de
weerstand bevindt. De kleurcode wordt dan van links naar rechts afgelezen.
R1 = 10 k bruin, zwart, oranje
R2 = 4,7 k geel, violet, rood
R3 = 10 k bruin, zwart, oranje
R4 = 1 k bruin, zwart, rood
R5 = 10 k bruin, zwart, oranje
R6 = 1 k bruin, zwart, rood
R7 = 560 R groen, blauw, bruin
R8 = 10 k bruin, zwart, oranje
R9 = 1,5 k bruin, groen, rood
1.2 Diodes
Nu worden de aansluitdraden van de dioden volgens de rasterafmetingen
rechthoekig omgebogen en in de aanwezige openingen (volgens
onderdelenschema) gestoken. Let daarbij beslist op de polariteit (= positie
van de kathodestreep).
Opdat de diodes er bij het omdraaien van de printplaat niet uitvallen, buigt u
de aansluitdraden ca. 45° uit elkaar, en soldeert u ze met een korte soldeer-
tijd met de printbanen. Dan worden de uitstekende draden afgeknipt.
13