Operation Manual

naar hun eindpositie lopen en electronica, tandwielen, stuurstangen, roeren enz. beschadigen en de
ontvangeraccu door de verhoogde belasting vroegtijdig ontladen.
Voor ieder gebruik correcte functie en reikwijdte controleren. Daarbij op een flinke afstand van het model
controleren, of alle roeren probleemloos werken en in de juiste richting uitslaan.
Deze test met draaiende motor herhalen, terwijl een helper het model vasthoudt.
Inbouwen van stuurstangen en roeren
Ín principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is,
dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden.
Er op letten, dat geen metalen delen b.v. door het uitslaan van roeren, trillingen, draaiende delen enz. tegen
elkaar schuren. Hierdoor ontstaan zogenaamde knakimpulsen, die de ontvanger storen.
Modellen met verbrandingsmotor
Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel zó hebben ingesteld, dat
de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationairpositie
worden gebracht.
Ontvanger met BEC-systeem
Let op: de belastbaarheid van het BEC-systeem is begrensd! Bij het gebruik van sterkere servo’s met hoger
stroomverbruik mag het BEC-systeem niet meer toegepast worden, omdat een overbelasting leidt tot een acute
uitval van het BEC-systeem. In dit geval moet een aparte ontvangeraccu worden toegepast.
Stroombronnen
Gebruik nooit defecte, beschadigde cellen of batterijen met verschillende cellentypen, mix nooit oude en nieuwe
cellen of cellen van verschillend fabricaat.
Laden van de accu’s
Alle accu’s moeten voor ieder gebruik worden opgeladen. Let u daarbij steeds op de aanwijzingen van de
accufabrikant en houdt u zich nauwkeurig aan de laadtijden.
Accu’s nooit zonder toezicht opladen. Probeer nooit droge batterijen op te laden (explosiegevaar).
Laden van de zenderaccu’s
De batterijhouder van de zender kan voorzien worden van oplaadbare batterijen. Gebruikt u uitsluitend cellen
van het type: Mignon/R6.
Wanneer de zender voorzien is van oplaadbare batterijen, dan kunnen deze via de in de zijwand aangebrachte
laadbus opgeladen worden. De zender moet tijdens het gehele laadproces op “UIT” staan.
De laadbus van de zender is voorzien van een diode als veiligheidsschakeling. Daardoor wordt schade bij
verpolen of kortsluiting met de aansluitstekkers van de zenderlaadkabel voorkomen.
Opladen van de zenderaccu’s met een automatisch snellaadapparaat is hierdoor niet mogelijk.
Maximale zender-laadstroom
Om schade aan de zender te voorkomen mag de maximale laadstroom nooit meer dan 300 mA (0,3 A) zijn.
Let altijd op de laad- en behandelvoorschriften van de accufabrikant.
Capaciteit en gebruikstijd
Voor alle stroombronnen geldt: bij lage temperaturen neemt de capaciteit sterk af, daardoor zijn de
gebruikstijden korter bij koude weersomstandigheden.
Ontstoring van electromotoren
In modellen met electroaandrijving moet elke motor zorgvuldig worden ontstoord. Een misschien al ingebouwde
basisontstoring van de electromotor is meestal niet voldoende , maar vervult alleen maar de wettelijke eisen. Let
u daarom in ieder geval op de desbetreffende aanwijzingen in de montage- of gebruiksaanwijzing van uw model.
Diverse ontstoorfilters en ontstoringsonderdelen vindt u in de GRAUPNER hoofdcatalogus FS.