Operation Manual

gereedmelding
Is een laad/ontlaadprogramma afgewerkt, dan verschijnt er op het display afwisselend met de programma-
omschrijving de tekst *fertig* (=klaar). Tegelijkertijd klinkt, afhankelijk van de bij de gebruikers-instellingen
“toetsenklik/zoemer” geprogrammeerde waarde, de ingebouwde zoemer.
automatische stroombegrenzing
Moet er door het apparaat een laad- / ontlaadstroom worden geproduceerd, die het laadapparaat uit technisch
oogpunt niet kan opbrengen, dan verkleint het laadapparaat zelfstandig deze stroom naar de maximaal mogelijke
waarde. Ter controle verschijnt afwisselend met de automatisch gereduceerde stroomwaarde de aanduiding
*MAX*.
Oorzaken voor een automatische reductie kunnen zijn:
- ontlaadstroom bij een groot aantal cellen is te groot voor het maxiaal mogelijke ontlaadvermogen (max. 20
watt).
- vermogen van de spanningsomvormer is niet groot genoeg om de ingestelde laadstroom te kunnen opbrengen.
- bescherming tegen overbelasting omdat het laadapparaat te warm is – reductie als bescherming tegen
overbelasting.
- autoaccu-spanning is niet voldoende om de bijbehorende laadstroom te kunnen leveren.
Pb-laadprogramma’s:
In de Pb-laadprogramma’s verschijnt de aanduiding *MAX* ook, wanneer de ingestelde laadstroom te hoog is
voor de aangesloten accu en automatisch verkleind wordt.
aanduiding van de autoaccu-spanning
De actuele spanning van de autoaccu kan tijdens het laden / ontladen door gelijktijdig indrukken van de INC- en
DEC- toets worden opgeroepen.
Aanwijzing: wanneer er geen laad-/ontlaadprogramma actief is, is een aanduiding van de autoaccu-spanning niet
mogelijk.
16. fout- en waarschuwingsmeldingen
Het laadapparaat is voorzien van een groot aantal beschermings- en bewakingsfuncties ter controle van de
diverse functies en van de electronica. Een overschrijding van bepaalde grenswaarden leidt in sommige gevallen
tot een automatische verkleining van instellingen aan het apparaat (b.v. laad- of ontlaadstroom) of tot het
stopzetten van het laadproces (b.v. bij een leegrakende autoaccu).
Wanneer er een fout optreedt, worden de oorzaken hiervoor aangeduid op het display. De meeste foutmeldingen
spreken voor zichzelf. De volgende lijst met meldingen kan echter een hulp zijn bij het opsporen van de fout. De
waarschuwingsmelding en het akoestische aarschuwingssignaal kunnen via de ENTER”-toets uitgezet worden.
Komt de spanning van de autoaccu onder de in het programma-menu “onderspannings-afschakeling” in de
gebruikers-instellingen ingestelde waarde (11,5 of 10,8 V), dan volgt deze waarschuwing.
Wordt er aan de laad-aansluitingen van het laadapparaat een accu met de polen verkeerd om aangesloten, dan
volgt deze waarschuwing.
Stelt het laadapparaat tijdens de lading/ontlading een onderbreking van de verbinding tussen accu en
laadapparaat vast, dan wordt deze foutmelding getoond.
Treedt deze foutmelding op tijdens het gebruik, dan kan dit wijzen op een breuk in de kabel of slecht contact.
Aanwijzing: deze foutmelding treedt ook op, wanneer u de lading, b.v. door het losmaken van de laadkabel,
onderbreekt.
Is de laad-veiligheidstimer afgelopen, dan wordt voor de veiligheid het lopende proces onderbroken.
Mogelijke oorzaken: laadstroom te gering – accu wordt niet vol, laadkabel te dun en te lang – laadstroom kan
niet ver genoeg stijgen, capaciteit van de accu te groot.
17. reiniging en onderhoud
Het laadapparaat werkt onderhoudsvrij en hoeft daarom verder niet geïnspecteerd te worden. Beschermt u het
apparaat echter in uw eigen belang tegen stof, vuil en vocht!