Operation Manual

In principe kunnen accu’s op Lithiumbasis ALLEEN met speciale laadapparaten geladen worden, die ingesteld
zijn op het desbetreffende accutype (laadspanning, capaciteit). Het opladen vindt, anders dan bij NiCd of NiMH-
accu’s, plaats door een zgn. constante-stroom/constante-spanning-methode. De voor de lading nodige laadstroom
resulteert uit de accucapaciteit en wordt door het laadapparaat automatisch ingesteld. Lithiumaccu’s worden
gewoonlijk met 1C laadstroom geladen (1C laadstroom = capaciteits-laadstroom. Voorbeeld: bij een capaciteit
van b.v.: 1500 mAh is de overeenkomstige 1C laadstroom = 1500 mA (1,5A)). Daarom moet op het laadapparaat
in plaats van de laadstroom de capaciteit van de accu worden ingesteld. Wordt de bij het desbetreffende accutype
horende, specifieke laad-eindspanning bereikt, dan wordt de laadstroom automatisch gereduceerd, om een
overschrijden van deze laad-eindspanning te voorkomen. Geeft de accufabrikant een kleinere dan de 1C
laadstroom op, dan moet ook de capaciteits-laadstroom overeenkomstig verkleind worden.
Voor een optimale lading en een langere levensduur en een grotere veiligheid bij het laden adviseren wij
dringend het gebruik van de LiPo Balancer 6 plus Best.-nr. 3065
Problemen bij foutieve behandeling van de accu’s:
Een groot risico bij het laden van Lithium-Ion-accu’s is het overladen. Dit kan leiden tot gasontwikkeling,
oververhitting en zelfs tot explosie van de cel. Wordt de laad-eindspanning van 3,6V/cel (LiFePo4), 4,1 V/cel
(LithiumIon) resp. 4,2 V/cel (Lithium-Polymeer en Mangaan) met meer dan 1% overschreden, dan begint de cel
met het omzetten van Lithium-Ion in metallisch Lithium. Dit reageert echter met water uit de elektrolyten heel
heftig, wat tot ontploffen van de cel leidt. Aan de andere kant mag de laad-eindspanning echter ook niet te laag
blijven, omdat de LiIon-acvoor uw accu cucel anders een duidelijk geringere capaciteit heeft. 0,1V onder de
drempel betekent al een capaciteitsverlies van ongeveer 7%. Diepontlading van Lithium-accu’s heeft een snel
verlies van capaciteit tot gevolg. Dit effect is niet omkeerbaar, zodat men in ieder geval moet vermijden om de
cel onder 2,5 V/cel te ontladen.
Let op: het ingestelde accutype, de celcapaciteit en het aantal cellen moet altijd met de te laden accu
overeenstemmen en mag nooit afwijken – explosiegevaar! Er mogen geen accu’s met geïntegreerde
laadmechanismen worden aangesloten! Laad uw Lithium-accu’s alleen op een onbrandbare ondergrond!
Lithium-manueel-programma
Bij dit programma wordt de accu met een ingestelde capaciteits-laadstroom opgeladen.
Vóór het aanbrengen van de te laden accu wordt met de INC/DEC-toetsen de capaciteit van de accu (en daarmee
de maximale laadstroom) ingesteld (50 ... 10000 mAh). Het laadapparaat berekent daaruit automatisch de 1C
laadstroom. Wordt de accu daarna aan het laadapparaat aangesloten en het laadproces gestart, dan begint de
laadstroom langzaam van 0,00 A naar de ingestelde begrenzing te klimmen. Het is echter heel goed mogelijk, dat
de door u ingestelde laadstroom niet bereikt wordt, want het laadprogramma bewaakt voortdurend de
accuspanning en verhindert zo een opblazen van de accu, zolang de spanningen van de cellen in een accupack
gelijk zijn.
Het automatisch verkleinen van de laadstroom wordt op het display door de aanduiding “EINDE” afwisselend
met de gereduceerde laadstroom zichtbaar gemaakt.
Lithium-ontlaad-programma
Dit programma dient b.v. om de restcapaciteit van een nog niet lege Lithiumaccu te kunnen vaststellen.
Bij dit programma wordt met de ingestelde ontlaadstroom (0,10...5,00A, links op het display) tot aan de
ingestelde ontlaad-eindspanning (2,5...3,7V per cel, rechts op het display) ontladen. De ontlaad-eindspanning
kan niet onder 2,5 V per cel komen, om de accu niet te beschadigen.