Operation Manual

De maximale laadstroom kan vóór het aansluiten van de te laden accu met de INC/DEC-toetsen van 0,1 – 5A
resp. zonder begrenzing worden ingesteld.
De afschakeling van de lader vindt plaats volgens de ingestelde waarden voor “NiMH-Delta-Peak-
afschakelspanning”
NiMH-manueel-programma
Bij dit programma wordt de accu met een ingestelde laadstroom opgeladen.
De laadstroom kan voor het aansluiten van de te laden accu met de INC / DEC-toetsen worden ingesteld.
De laadafschakeling vindt plaats volgens de bij “NiMH-Delta-Peak-afschakelingsspanning” ingestelde waarden.
NiMH-ontlaad-programma
Dit programma dient b.v. om de restcapaciteit van een ontvanger- of aandrijfaccu te kunnen vaststellen.
Bij dit programma wordt met de ingestelde ontlaadstroom (0,1...1,00A, links op het display) tot aan de
ingestelde ontlaad-eindspanning (0,5...16,8V of automatisch, rechts op het display) ontladen.
Als ontlaad-eindspanningen moeten ongeveer 0,8... 1 V per cel worden gekozen om de accu’s niet te ver te
ontladen en een eventuele ompoling van de cellen te voorkomen.
NiMH-formerings-programma
Dit programma is bedoeld om de capaciteit te optimaliseren en een accu te formeren.
Met de INC of DEC toetsen stelt u rechts boven in, of het formeringsprogramma moet beginnen met het laden of
ontladen. Vervolgens stelt u het cyclus-aantal in van 1 tot 5 (bij b.v. 3 cycli wordt de accu drie maal geladen en
ontladen). Het programma ontlaadt de accu met de rechts op het display ingestelde ontlaadstroom ( 0,10 …
1,00A) om hem daarna met de links op het display ingestelde laadstroom (0,1 … 5,0A) weer op te laden.
De laad-afschakeling vindt plaats volgens de instellingen voor “NiCd-Delta-Peak-afschakelspanning”.
Het aflezen van de verschillende cycluswaarden is in het onderdeel “display-aanduidingen” beschreven.
NiMH-Delta-Peak (-
Peak) aanspreekspanning
De aanspreekspanning (in mV per cel!) van de afschakelautomaat voor NiMH-accu’s kan worden ingesteld.
NiMH-accu’s hebben ten opzichte van NiCd-accu’s een wat minder duidelijke spanningsval. In de praktijk zijn
spanningen van 5...25 mV/cel bruikbaar. Hogere spanningen leiden vaak tot overladen van de accu, lagere
spanningen leiden vaak tot een te vroeg afschakelen. De voor uw accu gunstigste waarde moet u door
proefladingen uitproberen.
13. LithiumIon (LiIo) / LithiumPolymeer (LiPo) - laadprogramma’s
De laadprogramma’s zijn alleen voor het laden en ontladen van Lithium-Ion-accu’s met een celspanning van
3,6V/cel , Lithium-Polymeer en Lithium-Mangaan-accu’s met een celspanning van 3,7V /cel geschikt.
Lithium-accu’s zijn bekend vanwege hun, in vergelijking met andere accutypen, wezenlijk hogere capaciteit. Dit
belangrijke voordeel maakt echter andere behandelingsmethoden met betrekking tot de lading / ontlading nodig,
om ze zonder risico’s te kunnen gebruiken. De hieronder beschreven voorschriften moeten in ieder geval
opgevolgd worden. Verdere voorschriften en veiligheidsaanwijzingen kunt u vinden in de gegevens van de
accufabrikant.
In principe kunnen accu’s op Lithiumbasis ALLEEN met speciale laadapparaten geladen worden, die ingesteld
zijn op het desbetreffende accutype (laadspanning, capaciteit). Het opladen vindt, anders dan bij NiCd of NiMH-
accu’s, plaats door een zgn. constante-stroom/constante-spanning-methode. De voor de lading nodige laadstroom
resulteert uit de accucapaciteit en wordt door het laadapparaat automatisch ingesteld. Lithiumaccu’s worden
gewoonlijk met 1C laadstroom geladen (1C laadstroom = capaciteits-laadstroom. Voorbeeld: bij een capaciteit
van b.v.: 1500 mAh is de overeenkomstige 1C laadstroom = 1500 mA (1,5A)). Daarom moet op het laadapparaat
in plaats van de laadstroom de capaciteit van de accu worden ingesteld. Wordt de bij het desbetreffende accutype
horende, specifieke laad-eindspanning bereikt, dan wordt de laadstroom automatisch gereduceerd, om een
overschrijden van deze laad-eindspanning te voorkomen. Geeft de accufabrikant een kleinere dan de 1C
laadstroom op, dan moet ook de capaciteits-laadstroom overeenkomstig verkleind worden.