Operation Manual
Na het laadproces kunt u de accu van het laadapparaat losmaken. Door indrukken van de MODE-toets komt u
weer terug in het oorspronkelijke laadmenu. Let er op, dat de laadtijd en de geladen capaciteit niet worden
opgeslagen en na indrukken van de MODE-toets worden gewist.
10. Lithium accu’s
Dit laadprogramma is alleen voor het laden en ontladen van Lithium-Ion-accu’s met een celspanning van
3,6V/cel en Lithium-Polymeer met een celspanning van 3,7V /cel geschikt. Lithium-accu’s zijn bekend
vanwege hun, in vergelijking met andere accutypen, wezenlijk hogere capaciteit. Dit belangrijke voordeel maakt
echter andere behandelingsmethoden met betrekking tot de lading / ontlading nodig, om ze zonder risico’s te
kunnen gebruiken. De hieronder beschreven voorschriften moeten in ieder geval opgevolgd worden. Verdere
voorschriften en veiligheidsaanwijzingen kunt u vinden in de gegevens van de accufabrikant.
In principe kunnen accu’s op Lithiumbasis ALLEEN met speciale laadapparaten geladen worden, die ingesteld
zijn op het desbetreffende accutype (laadspanning, capaciteit). Het opladen vindt, anders dan bij NiCd of NiMH-
accu’s, plaats door een zgn. constante-stroom/constante-spanning-methode. De voor de lading nodige laadstroom
resulteert uit de accucapaciteit en wordt door het laadapparaat automatisch ingesteld. Lithiumaccu’s worden
gewoonlijk met 1C laadstroom geladen (1C laadstroom = capaciteits-laadstroom. Voorbeeld: bij een capaciteit
van b.v.: 1500 mAh is de overeenkomstige 1C laadstroom = 1500 mA (1,5A)). Daarom moet op het laadapparaat
in plaats van de laadstroom de capaciteit van de accu worden ingesteld. Wordt de bij het desbetreffende accutype
horende, specifieke laad-eindspanning bereikt, dan wordt de laadstroom automatisch gereduceerd, om een
overschrijden van deze laad-eindspanning te voorkomen. Geeft de accufabrikant een kleinere dan de 1C
laadstroom op, dan moet ook de capaciteits-laadstroom overeenkomstig verkleind worden.
Problemen bij foutieve behandeling van de accu’s:
Een groot risico bij het laden van Lithium-Ion-accu’s is het overladen. Dit kan leiden tot gasontwikkeling,
oververhitting en zelfs tot explosie van de cel. Wordt de laad-eindspanning van 4,1 V/cel (LithiumIon) resp. 4,2
V/cel (Lithium-Polymeer) met meer dan 1% overschreden, dan begint de cel met het omzetten van Lithium-Ion
in metalisch Lithium. Dit reageert echter met water uit de elektrolyten heel heftig, wat tot ontploffen van de cel
leidt. Aan de andere kant mag de laad-eindspanning echter ook niet te laag blijven, omdat de LiIon-accucel
anders een duidelijk geringere capaciteit heeft. 0,1V onder de drempel betekent al een capaciteitsverlies van
ongeveer 7%. Diepontlading van Lithium-accu’s heeft een snel verlies van capaciteit tot gevolg. Dit effect is niet
omkeerbaar, zodat men in ieder geval moet vermijden om de cel onder 2,5 V/cel te ontladen.
Let op: het ingestelde accutype, de cel-capaciteit en het aantal cellen moet altijd met de te laden accu
overeenstemmen en mag nooit afwijken – explosiegevaar! Er mogen geen accu’s met geïntegreerde
laadmechanismen worden aangesloten!
Laad uw Lithium-accu’s alleen op een onbrandbare ondergrond!
Lithium laadprogramma
Door lang indrukken van de ENTER-toets (ca. 2 sec.) komt u van de Ni-Cd/Ni-MH laadmodus in het Lithium
laadprogramma en terug.
Eerst moet u met de INC/DEC-toets het Lithium type kiezen, terwijl tussen haakjes de bovenste regel op het
display knippert.
Voor Lithium-Ion accu’s kiest u “Li (Io)”, voor Lithium-polymeer en Mangaan cellen kiest u “Li (Po)”.
Bevestig uw keuze met de ENTER-toets, zodat de onderste regel knippert.
Daarna stelt u de accucapaciteit van de te laden cellen in. Hier kan een instelling van 100mAh tot 9900mAh in
stappen van 100mAh worden gekozen.
Het laadapparaat berekent hieruit automatisch de 1 C laadstroom.
Nu kan het te laden Lithium-accupack aan het apparaat worden aangesloten. De aanduiding knippert niet meer.
Door indrukken van de ENTER-toets komt u nu in het aantal-cellen menu, waarin u het aantal te laden cellen
moet instellen.










