Operation Manual
Bladzijde 17/65
Voor iedere uitgang is er een grafische weergave, er kan echter maar één aanduiding tegelijk bediend
worden.
Door de knipperende resp. brandende LED bij de uitgangsbussen wordt aangegeven, welke van de
beide grafische aanduidingen op dit moment kan worden bediend.
In de configuratie- of instelmodus wisselt de weergave door indrukken van de ‘STOP/ESC’-modus
naar het eerstvolgende hogere niveau.
In de functiemodus wordt de momenteel uitgevoerde functie gestopt, zodra de ‘STOP/ESC’-functie
wordt ingedrukt.
Wanneer de toets ‘Output Select’ wordt ingedrukt, wisselt de bediening naar de andere uitgang. Dit
wordt door de bijbehorende LED aangeduid.
De LED wisselt in de volgende gevallen automatisch naar de andere uitgang, wanneer aan één van
de volgende voorwaarden is voldaan:
Er verschijnt een foutmelding:
Is b.v. de uitgang 2 gekozen, en er verschijnt bij uitgang 1 een foutmelding, dan
wisselt de bediening en de LED automatisch naar uitgang 1.
Een functie is beëindigd:
Is b.v. de uitgang 2 gekozen en een functie aan uitgang 1 wordt beëindigd, dan wisselt
de bediening en de LED automatisch naar uitgang 1.
Functie van de LED uitgang 1 en uitgang 2:
De bijbehorende LED knippert elke seconde, als het dienovereenkomstige programma zich in de
menustatus bevindt.
De LED brandt, wanneer een functie van de bijbehorende uitgang wordt uitgevoerd.
1. aanduiding van het accu-geheugen en van het accu-configuratiemenu