User manual
40
Aanwijzingen bij de installatie
bevestigingsflens
van de servo
schroef
rubber tule
messing holniet
4. De servohevels moeten over hun totale uitslag vrij
kunnen bewegen. Let erop, dat stuurstangen e.d. de
uitslag van de servo niet kunnen hinderen.
De volgorde, waarin de servo’s moeten worden aange-
sloten, hangt van het modeltype af. Let op de aansluit-
schema’s op de bladzijden 49 en 53. Let ook op de
veiligheidsaanwijzingen op de bladzijden 4 … 10.
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de
ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het
inschakelen
eerst de zender,
dan de ontvanger aanzetten
en bij het stoppen
eerst de ontvanger,
dan de zender uitzetten.
Let er bij het programmeren van de zender in ieder ge-
val op, dat elektromotoren niet onbedoeld kunnen gaan
draaien of een met een automatische starter uitgeruste
verbrandingsmotor niet per ongeluk start. Maak voor de
veiligheid de vliegaccu los resp. onderbreek de brand-
stoftoevoer.
in principe aan elk van de 8 uitgangen van de standaard
in de zet aanwezige ontvanger GR-16 worden aange-
sloten. Eventueel kan via een V- resp. Y-kabel Best.-Nr.
3936.11 parallel aan de stroomvoorziening ook een
servo worden aangesloten.
De functie van elk individueel kanaal wordt bepaald
door de gebruikte zender, niet door de ontvanger. De
toewijzing van de kanalen kan echter in de ontvanger
door programmering in het »Telemetrie«-menu worden
veranderd. We adviseren echter om dit via de zender
met de optie “Ontvangeruitgang” te doen, zie bladzijde
90.
Hier volgen een aantal tips om uw radiobestu-
rings-componenten in te bouwen:
1. Bevestig de ontvanger in het vliegtuigmodel ach-
ter een stevige rompspant, resp. in een auto- of
scheepsmodel beschermd tegen stof en water. Pak
de ontvanger echter niet te dicht in, omdat hij anders
te warm zou kunnen worden.
2. Alle schakelaars moeten zo zijn ingebouwd, dat ze
niet in de straal van de uitlaat liggen en niet beïn-
vloed worden door trillingen. Het knopje van de scha-
kelaar moet vrij toegankelijk zijn.
3. Monteer de servo’s op rubber tulen met de messing
holnieten, om ze tegen trillingen te beschermen. Trek
de bevestigingsschroeven niet te hard aan, anders
verliezen de tulen hun effect. Op de afbeelding rechts
ziet u, hoe een servo gemonteerd dient te worden.
De messing holniet wordt vanaf de onderkant in de
rubbertule geschoven. Wanneer de schroeven op de
juiste manier zijn aangetrokken, biedt deze bevesti-
ging veiligheid en bescherming tegen trillingen:
Aanwijzingenn bij de installatie
Inbouwen van de ontvanger
Welk Graupner|SJ-ontvangersysteem u ook gebruikt, de
procedure is steeds dezelfde:
Let er op dat de ontvangstantenne minstens
5 cm van alle grotere metalen delen of
bedrading, die niet direct uit de ontvanger
komt, verwijderd is. Dit omvat naast staal- ook koolstof-
vezeldelen, servo’s, elektromotoren, brandstofpompen,
allerlei soorten kabels enz. Het beste is het om de
ontvanger uit de buurt van andere componenten op een
goed bereikbare plaats in het model onder te brengen.
In geen geval mogen servokabels om de antenne
gewikkeld zijn of er dicht in de buurt liggen!
Let er op dat kabels onder invloed van krachten, die
tijdens het vliegen kunnen optreden, van positie kunnen
veranderen. Zorg er voor dat de kabels in de buurt van
de antenne niet kunnen bewegen. Bewegende kabels
kunnen namelijk de ontvangst storen.
Tests hebben uitgewezen dat een verticale (staande)
montage bij één enkele ontvangerantenne in het model
het beste is. Bij Diversity-antennes (twee antennes)
moet de tweede antenne in een hoek van 90 ° ten
opzichte van de eerste antenne worden geplaatst en de
ruimtelijke afstand tussen de uiteinden van de antennes
indien mogelijk minimaal 125 mm bedragen.
Bij rompen van koolstof moeten de uiteinden van de
antenne minimaal 35 mm uit de romp steken. Eventueel
moeten de ca. 145 mm lange standaardantennes van
de HoTT-ontvangers tegen 300 mm of 450 mm lange
exemplaren met het Best.-nr. 33500.2 resp. 33500.3
worden gewisseld.
De servo-aansluitingen van de Graupner/SJ-ontvan-
ger zijn genummerd. De stroomvoorziening is via alle
genummerde aansluitingen doorverbonden en kan dus