User manual
185
Programmeervoorbeeld: vliegtuigmodel
Toepassen van vliegfasen
Binnen elk van de 20 modelgeheugen kunnen maximaal
3 verschillende vliegfasen (vliegtoestanden) met van el-
kaar verschillende instellingen worden geprogrammeerd.
Elk van deze vliegfasen kan via een schakelaar worden
opgeroepen. Op een eenvoudige manier kunt u zo
tussen verschillende instellingen, die voor de diverse
vliegtoestanden zoals bv. ”normaal”, “thermiek”, “speed”,
“afstand” enz. geprogrammeerd zijn, comfortabel tijdens
het vliegen omschakelen.
Op de voorwaarde, dat het model is al in een model-
geheugen van de zender geprogrammeerd, ingesteld,
ingevlogen en getrimd werd, wisselt u eerst naar het
menu …
„Faseninstelling“ (vanaf bladzijde 71)
Modeltype
Faseninstelling
Fasentrimming
=>
=>
=>
… van het menu »Modeltype- en faseninstelling« en
hier naar de regel “fase 2” en/of “fase 3” en verandert
u eventueel de standaard ingevoerde naam van de
vliegfase in een voor de desbetreffende vliegtoestand
beter passende naam. Deze naam heeft echter geen
programmatechnische betekenis, maar dient alleen ter
onderscheiding en wordt daarom later zowel in de ba-
sisaanduiding van de zender als ook in het menu »D/R
Expo« en in het ondermenu “Fasentrim” van het menu
»Modeltype- en faseninstelling« weergegeven.
Om tussen de verschillende vliegfasen ook echt te kun-
nen wisselen, is het toewijzen van een schakelaar nodig.
Bijzonder geschikt voor het omschakelen van maximaal
3 vliegfasen is de 3-standen-schakelaar.
Elk van de beide eindposities van deze schakelaar
wordt uitgaand van de middenpositie aan een vliegfase
toegewezen, waarbij u zich het beste met de schakel-
richting aan de fasennamen kunt oriënteren: volgens de
linkse afbeelding dus bijvoorbeeld de “fase 2” vanuit de
middenpositie naar “boven” en de “fase 3” naar “bene-
den”.
De keuze van de desbetreffende regel, van een naam
en de toewijzing van de schakelaar vindt plaats, zoals
u het inmiddels “gewend” bent, met de verschillende
vier-weg-toetsen.
Fase 2
Fase 3
Start
Speed
5
4
Aanwijzing:
Met uitzondering van fase1, die altijd de
naam «normaal» krijgt, omdat deze altijd
actief is wanneer de vliegfasen 2 en 3
gedeactiveerd zijn, maakt het totaal niet uit welke fase
aan welke naam is toegewezen!
Normaal gesproken zijn er drie vliegfasen voldoende:
• «start» of «thermiek» voor start en “boven blijven”,
• «normaal» voor normale omstandigheden en
• «speed» voor het sneller overbruggen van grotere
afstanden.
Nu zijn er al drie fasen ingericht en voorzien van een
naam. Er kan weliswaar tussen de verschillende vlieg-
fasen heen en weer worden geschakeld, alleen … bij
het bedienen van de schakelaar zal het u snel opvallen,
dat er aan de posities van de roeren, met name van de
vleugelkleppen, echter niets verandert!
Om nu de kleppenposities aan de eisen van de diverse
vliegfasen aan te passen, wisselt u naar het menu …
„Fasentrim“ (bladzijde 66)
… van het menu »Modeltype- en faseninstelling« en
geeft u, nadat u de faseschakelaar(s) in de desbetref-
fende positie heeft gebracht, de gewenste waarden in
door het indrukken van de invoertoetsen, zoals dat ook
gebruikelijk is onder de naam middenverstelling resp.
Offsetverstelling bij andere radiobesturingen:
FASENTRIMMING
normaal
0%
0%
0%
RO HOWK
Start
Speed
0%
0%
0%
0%
0%
0%
Wanneer u nu tussen de fasen omschakelt, zult u bij een
ingeschakelde ontvanger een reactie van uw kleppen
en/of van de balkenweergave in het menu »Servo-aan-
duiding« zien; dit menu is vanuiut bijna elke menu-po-
sitie bereikbaar door de toets VIEW () van de rechter
vier-weg-toets in te drukken.
Aanwijzing:
Afhankelijk van uw instellingen in de regel
“rolr./welfkl.” van het ondermenu “Modeltype”
in het menu »Modeltype- en faseninstel-
ling«, vanaf bladzijde 64, kunnen bij de “fasentrim-
ming” alleen de kolom “HO”, de kolommen “RO” en “HO”
of zoals hier boven afgebeeld “WK”, “RO” en “HO” in het
display zichtbaar zijn.