User manual

170
Programmeervoorbeeld: vliegtuigmodel
mz-12 HoTT-programmeertechniek
Voorbereidende maatregelen met een vliegtuigmodel als voorbeeld
Modellen programmeren in een mz-12 HoTT …
… is eenvoudiger, dan dat het op het eerste gezicht
lijkt!
Voorwaarde voor een juiste en snelle programmering is
echter, en dat geldt niet alleen voor de mz-12 HoTT,
maar in principe voor alle programmeerbare zenders,
de mechanisch correcte inbouw van alle radiobesturing-
componenten in het model! Uiterlijk bij het aansluiten
van de aansturingen moet er daarom op gelet worden,
dat de servo’s zich elk in hun neutrale positie bevinden
en hun roerhevels ook in de gewenste richting wijzen. Zo
niet, dan moet u de hevel losmaken en hem een tandje
of een aantal tandjes verzetten en weer bevestigen.
Worden de servo’s met behulp van een servo-tester, bv.
de RC-Tester met Best.-Nr. 2894.12 ingebouwd, dan is
de “juiste” positie helemaal eenvoudig in te stellen.
De praktisch bij iedere moderne zender geboden
mogelijkheid, om de neutraal-positie van de servo’s te
beïnvloeden, is bedoeld voor hun fijne afstelling. Grotere
afwijkingen van “0” kunnen na de verdere signaalverwer-
king in de zender leiden tot onverwachte asymmetrische
uitslagen. Op dezelfde manier wordt een krom chassis
van een auto geen millimeter rechter, wanneer het
stuurwiel op “rechtuit” wordt getrimd!
Ook moeten de passende uitslagen van de roeren door
aanpassen van de aanstuurpunten. Dat is ook veel
effectiever dan een overmatig gebruik van de weg-in-
stelling in de zender! Hier geldt ook: instellingen van de
uitslagen zijn er op de eerste plaats voor bedoeld, om
toleranties van de servo’s te compenseren en ze fijn af
te stellen, en niet ter compensatie van eigen slordighe-
den.
Worden er in een vleugelmodel twee aparte servo’s
voorde rolroeren toegepast, dan kunnen de rolroeren,
aangestuurd via een bijbehorende vleugelmixer zie
vanaf volgende dubbele bladzijde -, ook als remkleppen
omhoog gezet worden wat echter eerder bij een zwe-
ver resp. motorzwever dan bij een motormodel zinvol is.
In zo’n geval moeten de roerhevels uitgaand van de
neutrale positie een tandje verder naar voren verzet,
dus naar de neuslijst wijzend, worden bevestigd op de
desbetreffende servo.
De door deze asymmetrische montage bereikte mecha-
nische differentiatie houdt rekening met het feit, dat het
remeffect van de omhoog gedraaide rolroeren groter
wordt naarmate de uitslag toeneemt, en er daarom
normaal gesproken meer uitslag naar boven dan naar
beneden nodig is.
Op dezelfde manier moet ook bij apart aangestuurde
welfkleppenservo’s te werk worden gegaan, wanneer
u deze in een Butterfly-systeem wilt integreren. Omdat
het remeffect van deze kleppenconfiguratie, die ook
als “kraai-positie” wordt aangeduid, minder door de
omhoog gedraaide rolroeren dan door de uitslag van
de welfkleppen naar beneden wordt beïnvloed, moeten
de roerhevels in dit geval iets naar achteren, naar de
eindlijst verzet, worden ingebouwd. Daardoor ontstaat er
dan meer uitslag naar beneden. Bij een dergelijke com-
binatie van omlaag gedraaide welfkleppen en omhoog
gedraaide rolroeren moeten de laatstgenoemde niet al
te veel omhoog gezet worden, omdat ze in een dergelijk
Butterfly-systeem meer een stabiliserende en sturende
dan een remfunctie hebben.
In dit verband nog een tip om het remeffect te kunnen
“zien”: kleppen uitdraaien en precies vanaf de voorkant
naar de vleugel kijken. Hoe groter het geprojecteerde
oppervlakte van de uitstaande roeren is, des te groter is
de remmende werking.
rolroer buiten
welfklep binnen
(Een soortgelijke symmetrische montage van de roer-
hevels kan bv. aan spreid- resp. landingskleppen ook in
een motormodel heel zinvol zijn.)
Is een model zo ver klaargemaakt en mechanisch af-
gesteld, dan kan in principe met de programmering van
de zender worden begonnen. De volgende handleiding
probeert daarbij, om van de praktijk uit te gaan, door
eerst alle algemene basisinstellingen te beschrijven en
deze dan in de volgende stappen te verfijnen resp. te
specialiseren. Na de eerste vlucht en met het oog op
het verdere invliegen van het model zullen sommige
instellingen misschien nog een bijstelling nodig hebben.
Wanneer de piloot meer ervaring krijgt, kan ook de
wens ontstaan om instellingen uit te breiden resp. aan te
vullen. Daarom wordt hier niet altijd de volgorde van de
opties aangehouden resp. wordt een bepaalde optie ook