User manual

150
Programmabeschrijving: telemetrie
waarde betekenis mogelijke
instellingen
ALARM
TEMP–
alarmgrens voor te
lage temperatuur
van de ontvanger
-20 … +10 °C
standaardin-
stelling: -10 °C
CH OUTPUT
TYPE
kanaal-volgorde
resp. soort
sommensignaal
ONCE, SAME,
SUMI, SUMO en
SUMD
ALL-MAX (servo-weg aan de “+”-kant)
In deze regel stelt u de maximale servoweg aan de plus-
kant van de stuurweg bij de servotest in.
2000 μs komt overeen met de volledige uitslag, 1500 μs
is de middenpositie.
Let er op, dat de servo’s tijdens de test niet mechanisch
kunnen blokkeren.
ALL-MIN (servoweg aan de “–”-kant)
In deze regel stelt u de maximale servoweg aan de min-
kant van de stuurweg bij de servotest in.
1000 μs komt overeen met de volledige uitslag, 1500 μs
is de middenpositie.
Let er op, dat de servo’s tijdens de test niet mechanisch
kunnen blokkeren.
TEST (start/stop)
In deze regel start en stopt u de in de ontvanger geïn-
tegreerde servotest; door een indrukken van de ENT-
toets () van de rechter vier-weg-toets activeert u het
invoerveld:
RX SERVO TEST
ALL–MIN : 1000µsec
ALL–MAX : 2000µsec
ALARM VOLT : 3.8V
ALARM TEMP–:–10°C
ALARM TEMP+: 55°C
CH OUTPUT TYPE:ONCE
TEST : STOP
Met één van de keuzetoetsen van de linker vier-weg-
toets kiest u nu START:
RX SERVO TEST
ALL–MIN : 1000µsec
ALL–MAX : 2000µsec
ALARM VOLT : 3.8V
ALARM TEMP–:–10°C
ALARM TEMP+: 55°C
CH OUTPUT TYPE:ONCE
TEST : START
Door nogmaals indrukken van de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets start u nu de testprocedure. Het
invoerveld wordt weer “normaal” getoond:
RX SERVO TEST
ALL–MIN : 1000µsec
ALL–MAX : 2000µsec
ALARM VOLT : 3.8V
ALARM TEMP–:–10°C
ALARM TEMP+: 55°C
CH OUTPUT TYPE:ONCE
TEST : START
Voor het stoppen van de servotest activeert u zoals al
eerder beschreven weer het invoerveld, kiest u STOP
en bevestigt u deze keuze met de ENT-toets () van de
rechter vier-weg-toets.
ALARM VOLT
(onderspanningswaarschuwing ontvanger)
Via ALARM VOLT wordt de ontvangerspanning bewaakt.
De interval kan tussen 3,0 en 7,5 Volt worden ingesteld.
Bij onderschrijden van de ingestelde alarmgrens klinkt
een akoestisch signaal (interval-pieptoon lang/kort) en
in alle “RX …”-displays knippert bovenaan VOLT.E” .
RX SERVO
REVERSE : OFF
CENTER : 1500µsec
TRIM : –000µsec
TRAVEL– : 150%
OUTPUT CH: 01
TRAVEL+ : 150%
PERIOD : 20msec
VOLT.E
In het display “RX DATAVIEW” wordt bovendien de
parameter “R-VOLT invers weergegeven:
S–STR100% R–TEM.+28°C
L PACK TIME 00010msec
L.R-VOLT:03.5V
S–QUA100%S–dBM–030dBM
SENSOR1 :00.0V 00°C
SENSOR2 :00.0V 00°C
R-VOLT :03.7V
RX DATAVIEW VOLT.E
ALARM TEMP +/- (ontv. temperatuurbewaking)
Deze beide opties bewaken de ontvangertemperatuur.
Een onderste grenswaarde “ALARM TEMP-“ (-20 …
+10 °C) en een bovenste grenswaarde “ALARM TEMP+”
(+50 … +80 °C) kunnen geprogrammeerd worden. Bij
het onder- of overschrijden van deze instellingen klinkt
een akoestisch signaal (voortdurende pieptoon) en
in alle ontvanger-displays verschijnt er rechtsboven
TEMP.E”. Op de displaybladzijde “RX DATAVIEW” wordt
bovendien de parameter R-TEM” invers weergegeven.
Zorg ervoor dat u onder alle omstandigheden binnen het
kader van de toegestane temperaturen van uw ontvan-
ger blijft (ideaal tussen -10 en +55 °C).