User manual
132
Programmabeschrijving: leraar/leerling-systeem
4) en “gas min naar voren/achteren” aanpassen aan
de gewoonten van de leerling. Alle andere instellingen
worden in de basis-instelling gelaten! Bij het modeltype
“heli” wordt ook nog de gas-/pitchrichting en de statio-
nairtrimming in de leerlingzender eventueel aangepast.
Alle andere instellingen alsmede mix- en koppelfuncties
vinden uitsluitend in de leraarzender plaats en worden
ook vanuit deze naar het model overgedragen.
Bij een leerlingzender mx-20,
mc-16, mc-20
of mc-32 moet bovendien eventueel in de regel
“DSC-uitgang” van het menu »Basisinstelling model«
de modulatiesoort aan het aantal van de over te geven
stuurkanalen worden aangepast. Bijvoorbeeld zijn in het
signaalpakket van de modulatiesoort “PPM10” alleen de
stuurkanalen 1 … 5 aanwezig, maar niet het kanaal 6.
Wanneer dit kanaal ook door de leerling gebruikt moet
worden dient u een modulatiesoort te kiezen die ook dit
kanaal bevat! Wanneer bij één van de vier hierboven
genoemde zenders het leerling-gebruik niet met een
nieuw aangemaakt modelgeheugen gestart worden
maar met een al bestaand modelgeheugen, dan moet u
er in ieder geval op letten dat in de regel “Module” van
het menu »Basisinstelling model« “HoTT” is ingesteld.
Anders is het mogelijk dat het aan de DSC-bus aanwe-
zige PPM-signaal niet correct is.
Bij de – oudere – zenders van het type “D” en “FM” moet
ook nog de servo-draairichting worden gecheckt en
eventueel worden aangepast door het omsteken van de
desbetreffende kabels. Alle mixers moeten ook worden
uitgeschakeld resp. op “nul” worden gezet.
In zoverre u naast de functies van de beide kruis-
knuppels (1 … 4) nog meer stuurfuncties aan de
leerlingzender wilt overgeven, moeten in het menu
»Instelling stuurelement« van de leerling-zender aan
die ingangen, die overeenkomen met de vrijgegeven
functie-ingangen 5 en 6 van de leraarzender, tenslotte
nog bedienings-elementen worden toegewezen.
Wichtig:
•
Wanneer u aan de leerlingkant verge-
ten zou om een stuurelement toe te
wijzen, dan blijft bij het overgeven van
de stuurfunctie de desbetreffende servo(‘s) in de
middenpositie staan.
• Volledig afhankelijk van de soort HF-verbinding
tussen de leraarzender en het model moet de
leerlingzender altijd in de PPM-modus staan.
• Wanneer een UITGESCHAKELDE leerlingzen-
der door het inpluggen van kabel ingeschakeld
wordt, dan laat u de aan-/uit-schakelaar van de
leerlingzender ALTIJD op “UIT”, want alleen in
deze positie vindt er ook na het bevestigen van
de DSC-kabel geen HF-afstraling plaats vanuit
de zendermodule van de leerlingzender. Daar-
door wordt o.a. een storing van het terugkoppe-
lings-kanaal van de leraar-zender voorkomen.
Leraar-leerling-gebruik
Beide zenders worden via de passende kabel, zie
overzicht op de volgende bladzijde, met elkaar verbon-
den: 2-polige stekker met de (eventueel op de kabel
aanwezige) aanduiding “M” (Master) in de bus van de
leraarzender resp. stekker met het eventueel – afhanke-
lijk van de kabel – aanwezige opschrift “S” (Student) in
de bijbehorende bus van de leerlingzender steken.
Belangrijke aanwijzingen:
•
Test in ieder geval VÓÓR de start van
een leraar-/leerling-sessie bij het start-
klare model of alle functies op een
juiste manier overgegeven kunnen worden.
• Steek in geen geval één van de met “S” of “M” ge-
kenmerkte uiteinden van de door u gebruikte le-
raar-/leerlingkabel met 3-polige stekker in een
bus van het DSC-systeem. Het is daarvoor niet
geschikt. De DSC-bus is uitsluitend geschikt voor
kabels met 2-polige stekkers.
Functietest
Bedien de toegewezen leraar-leerling-schakelaar:
• Het leraar-leerling systeem werkt correct wanneer de
“” links van onder de streep naar boven (en omge-
keerd) wisselt.
• Knippert daarentegen de centrale LED van de
zender snel rood en klinken er akoestische signalen,
dan is de verbinding tussen leerling- en leraarzender
gestoord.
• Parallel daaraan verschijnt in het basisdisplay de
waarschuwing …
Geen
leerling-
signaal
… en in het »Leraar/leerling«-menu wisselt de aan-
duiding links op het display naar “–”. In dit geval blij-
ven alle stuurfuncties – onafhankelijk van de positie
van de schakelaar – bij de leraar, zodat het model op
geen enkel moment onbestuurbaar blijft.