User manual
115
Programmabeschrijving: helimix / autorotatie-instelling
blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een
elektro-aandrijving veilig “uit” is.
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het onderme-
nu “Modeltype” van het menu »Modeltype-
en faseninstelling«, bladzijde 63, kunt u
eventueel beschikken over een alternatieve “Nood-UIT-
functie”.
Hekr (statische koppelcompensatie)
Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat hij
bij het hoveren het draaimoment van de motor compen-
seert. Hij veroorzaakt dus in de basisinstelling al een
bepaalde stuwkracht. Deze stuwkracht wordt dan door
de hekrotorsturing en door verschillende mixers voor
allerlei soorten van koppelcompensatie gevarieerd en
afhankelijk van de weersomstandigheden, het toerental
en andere invloeden met de hekrotortrimming bijgesteld.
In de autorotatie echter wordt de hekrotor niet door de
motor aangedreven. Daardoor ontstaan er ook geen
draaimomenten meer, die door de hekrotor gecompen-
seerd moeten worden. Daarom worden alle bijbehoren-
de mixers automatisch uitgeschakeld.
Omdat in de autorotatie niet langer de eerder genoem-
de stuwkracht nodig is, moet de basisinstelling van de
hekrotor anders zijn:
Schakelt u de motor uit en zet u de helikopter hori-
zontaal neer. Bij ingeschakelde zender en ontvanger
klapt u nu, na keuze van de vliegfase «Autorotatie» de
hekrotorbladen naar beneden en verandert u nu in de
regel “Hekr” de waarde zolang, tot de instelhoek van de
hekrotorbladen nul graden is. De hekrotorbladen staan
nu van achteren gezien parallel.
Afhankelijk van de wrijving en weerstand van de over-
brenging kan het voorkomen, dat de romp nog draait. Dit
relatief kleine draaimoment moet dan ook via de instel-
hoek van de hekrotorbladen gecompenseerd worden. In
ieder geval ligt deze waarde tussen nul graden en een
instelhoek tegen de richting van de instelhoek bij het
normale vliegen in.
Regelaar aan K8
Stel in deze regel in ieder geval dezelfde
waarde in als in de “normaal”-fase resp. in de
beide “normale” fasen.
Regelaarinstelling
Hetgeen hierboven onder “Gas” werd gezegd geldt bij
het gebruik van een toerenregelaar aan uitgang 8: stel
tijdens de trainingsfase de waarde van deze regel zó in,
dat de verbrandingsmotor in de autorotatiefase be-
trouwbaar stationair blijft lopen zonder dat de koppeling
aangrijpt resp. een elektromotor veilig “uit” is.
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het onderme-
nu “Modeltype” van het menu »Modeltype-
en faseninstelling«, bladzijde 63, kunt u
eventueel beschikken over een alternatieve “Nood-UIT-
functie”.