User manual
112
Programmabeschrijving: helimix - helikoptermodel
een onbestuurbaar helikoptermodel met zijn rondslaan-
de bladen kan veroorzaken.
Let u er ook op, dat geen andere
personen zich in de directe omgeving
van de helikopter ophouden.
Het omschakelen van de stationaire- naar de vliegposi-
tie met een verhoogd toerental mag niet abrupt plaats-
vinden. De rotor zou daardoor plotsklaps versnellen, wat
leidt tot een voortijdige slijtage van koppeling en tand-
wielen. Ook kunnen de normaal gesproken zwenkbaar
opgehangen rotorbladen deze abrupte acceleratie niet
volgen, zodat ze ver uit hun normale positie zwenken en
eventueel in de hekbuis kunnen inslaan.
Na het starten van de motor moet u daarom het sys-
teem met de gaslimiter langzaam op toeren
brengen.
Wanneer u dit vliegbeeld heeft bereikt, stelt u de waarde
voor “gas min” – de waarde van punt 1 op de grafiek van
“K1 gas” – dusdanig in, dat het toerental niet af- of
toeneemt. De afstemming van gas en pitch is daarmee
afgesloten.
Afsluitende belangrijke opmerkingen
WAARSCHUWING:
Controleer vóór het starten van de motor, dat
de gaslimiter helemaal gesloten is en de
carburateur alleen nog via de K1-trimhevel
bediend kan worden. Bij het inschakelen van de zender
wordt u optisch en akoestisch gewaarschuwd, wanneer
de carburateur nog te ver open staat. Bij een te ver
geopende carburateur resp. te ver “geopende” regelaar
bestaat anders het gevaar, dat de motor direct na het
starten met een hoog toerental gaat lopen en de koppe-
ling direct aangrijpt.
Daarom moet u de
rotorkop tijdens het starten altijd vasthouden.
Mocht de motor desondanks toch een keer per ongeluk
met een ver geopende carburateur gestart worden, dan
geldt altijd:
Het hoofd koel houden!
Rotorkop in ieder geval vasthouden!
Nooit loslaten,
maar direct de gaslimiter terugnemen, ook met het risi-
co, dat de aandrijving in het uiterste geval beschadigd
wordt, want
ú moet er voor zorgen,
dat de helikopter nooit
ongecontroleerd kan wegvliegen.
De reparatiekosten van een koppeling of van de motor
zijn verwaarloosbaar in vergelijking met de schade, die
bij een middenpositie van de knuppel. Hovert het model
daarentegen ónder de middenpositie van de stuurknup-
pel, dan moet de instelhoek dienovereenkomstig ver-
kleind worden.
Soms kan het nodig zijn, om de carburateuropening
voor het hoveren (punt 3) van “K1 gas” te corrigeren.
Deze afbeelding toont alleen de
verandering van het hoverpunt,
d.w.z. pitchminimum en –maxi-
mum werden op –100 % resp.
+100 % gelaten.
Uitgang
Stuurweg
Pas deze instellingen zo lang aan, totdat er echt een
constant toerental over de hele stuuruitslag tussen
hover- en stijgvlucht is bereikt.
De daalvlucht-instelling
De instelling van de daalvlucht wordt op dezelfde manier
afgesteld, door het model vanuit de voorwaartse vlucht
en uit een grotere hoogte met volledig teruggenomen
pitch te laten dalen en de pitchminimum-waarde (punt 1)
zó in te stellen, dat het model onder een hoek van 60 …
80 ° daalt. Breng dus in de grafiek van “pitch” de verti-
cale lijn met de pitchknuppel naar punt 1 en verander
de waarde daarvan met de keuzetoetsen van de linker
vier-weg-toets.
Deze afbeelding toont alleen
veranderingen van de minimale
pitchwaarde.
Uitgang
Stuurweg
hoverpunt