Operation Manual

Systeem-modus
3. Druk op (+) of (-), om het staarttype Flaperon
(FLPR) te kiezen.
Let op: Voor het staarttype Flaperon moet een servo voor
ieder rolroer worden gebruikt.
4. Verbind de linker rolroerservo met Port 1 (AUX1)
en de rechter rolroerservo met de rolroer-aansluiting
(AILE) van uw ontvanger.
5. Controleer nauwgezet, of de rolroerservo’s uitslaan
in de juiste richting. Voor een bocht naar rechts moet
het rechter rolroer naar boven, en tegelijkertijd het
linker rolroer naar beneden uitslaan (van achteren
gezien), voor een linkerbocht omgekeerd: het linker
rolroer gaat naar boven en het rechter naar beneden.
Mochten de rolroeren niet zoals hierboven beschreven
uitslaan, dan moet u de servo-omkeerfunctie
gebruiken, om de uitslagrichting van de foutief
werkende servo te corrigeren. Lees in het hoofdstuk
Servo Reversing na, hoe de draairichting van de servo
wordt gewijzigd.
Aanwijzing: De uitslagrichtingen van de servo’s kunnen
elk apart met de functie Servo Reversing
worden vastgelegd. Zodra de uitslagrichting van
de servo’s klopt, moeten de functies servo-
uitslag, Dual Rate, fijntrimming en
rolroerdifferentiatie worden geprogrammeerd.
Aanwijzing: De instelling van de servo-uitslag naar
links/rechts vindt voor elk kanaal plaats door
selectie van de functie Travel Adjust.
U vindt meer informatie hierover in het gedeelte
Travel Adjust van dit handboek. De fijne
instelling van de rolroer-sturing moet
plaatsvinden via de functie Dual Rate; hierover
vindt u meer informatie in het gedeelte Dual
Rate. U kunt het neutraalpunt van elke
rolroerservo ook via de functie Sub Trim
(fijntrim) instellen. Hierover vindt u meer
informatie in het gedeelte Sub Trim van dit
handboek.
6. De schakelknop voor de kleppen links op de zender
stuurt de rolroeren, wanner deze als kleppen worden
benut. Om de kleppenfunctie uit te zetten, kiest u de
functie Flap System (zie bladzijde 39) en verkleint u
de uitslag van de kleppen tot 0%.
Aanwijzing: De functie Flaperon van de mx-12
ondersteunt uitslag-differentiatie. Hierover
vindt u meer informatie in het gedeelte
Differential van dit handboek.
7. Door indrukken van de DOWN-toets komt u bij de
functie SWITCH SEL.
8. Door indrukken van de UP-toets wisselt u naar de
functie MODEL SEL.
9. U kunt de functie WING TYPE verlaten, door
DOWN en SELECT tegelijkertijd in te drukken.
Staarttype Elevon
Een ander staarttype voor de mx-12 is het mixertype
Elevon. Ook hier zijn 2 vleugelservo’s nodig. Er is echter
geen hoogteroer aan het model. In plaats daarvan heeft
een uitslag van de hoogteroerknuppel het effect, dat de 2
vleugelservo’s in dezelfde richting uitslaan, om zo de
hoogteroerfunctie te vormen. Wanneer daarentegen de
rolroerknuppel wordt bewogen, slaan de 2 vleugelservo’s
tegengesteld uit.
Linker servo aan rolroer- Rechter servo aan
uitgang van de ontvanger hoogteroer-uitgang
van de ontvanger
Zo werkt u met het staarttype Elevon:
1. Hou DOWN en SELECT tegelijkertijd ingedrukt en
zet daarbij de aan/uit-schakelaar op AAN, om in de
systeem-modus te komen.
2. Druk op UP of DOWN, tot WING TYPE boven in
het display wordt weergegeven.
3. Druk op (+) of (-), om het staarttype Elevon te
kiezen.
4. Door indrukken van SELECT kiest u de
Elevonfuncties uit.
Let op: Voor het staarttype Elevon moet een servo
voor ieder rolroer worden gebruikt.
5. Verbind de linker Elevon-servo met de
rolroeraansluiting (AILE) en de rechter Elevonservo
met de hoogteroeraansluiting (ELEV) van uw
GRAUPNER-ontvanger.
6. Controleer nauwgezet, of de rolroerservo’s uitslaan
in de juiste richting. Bij een uitslag van de
hoogteroer-stuurknuppel moeten de roeren beide in
dezelfde richting uitslaan, om het up/down-
commando te volgen. Mochten de roeren niet zoals
hierboven beschreven uitslaan, dan moet u de servo-
omkeerfunctie gebruiken, om de uitslagrichting van
de foutief werkende servo te corrigeren.