Operation Manual
Functiemodus HELICOPTERMODEL
Gascurven
7. Wissel met de DOWN-toets naar de functie
THROTTLE CUT.
8. U kunt de functie THROTTLE HOLD verlaten,
door DOWN en SELECT tegelijkertijd in te drukken.
Gascurve (Throttle Curve)
De mx-12 beschikt over twee aparte gascurven met elk
5 instelbare punten. Daarmee kunt u de gas- en
pitchcurve samen instellen voor een maximaal
motorvermogen bij een bepaalde Pitch-setting.
Wanneer de curven eenmaal zijn samengesteld, kunt u
ze tijdens het vliegen met de 2
e
positieschakelaar elk
apart oproepen.
De vliegmodus-schakelaar biedt de keuze tussen 2
bereiken: normaal en stunt (kunstvlucht). De positie
normaal moet voor de hover-gascurve worden gebruikt,
de positie stunt voor kunstvlucht-manoevres en
voorwaarts vliegen.
Let op: De hevel voor de gastrimming en
hover-gas kunnen alleen worden bediend,
wanneer de vliegmodus-schakelaar in de positie
normaal staat. Tijdens normaal bedrijf hebben
ze dus geen effect. Het heeft dus geen
uitwerkingen op de waarde van de gascurve,
wanneer het stuurelement voor het hover-gas en
de gastrimming worden veranderd. Elk van de 5
punten op de gascurve kan apart van 0 – 100%
worden ingesteld. Deze 5 punten komen
overeen met de posities van de gasknuppel.
Naar menu pitchcurve
Naar menu gas vasthouden waarde
veranderen/scha-
kelaar kiezen
Curvenpunten P-LOW, P-1, Waarde terugzetten
P-MID, P3 en P-HIGH door naar 0 of functie
Indrukken kiezen vergrendelen
Positie v.d. vliegmodus-schakelaar
Knuppelpositie gascurve-grafiek
Vermogensafgifte
De zender is standaard voorzien van een gascurve, zoals
die hieronder als rechte lijn is afgebeeld. De punten in het
midden kunnen naar behoefte hoger of lager worden
bijgesteld.
De positie van de gas-trimhevel heeft in de normaal-
modus effect op de onderste punten (P-LOW), zoals te
zien is in de volgende grafiek.
Gascurve uitgangswaarde
Effectbereik van hovergas
Effectbereik voor gastrimming
Gasknuppel
Zo komt u bij de functie Gascurve:
1. Zet de aan/uit-schakelaar op AAN
2. Kies de functiemodus door gelijktijdig indrukken
van DOWN en SELECT.
3. Druk op de UP of DOWN-toets, THRO boven in
het display verschijnt.
Aanwijzing: Kies NORM voor hover-curven en STUNT
voor kunstvlucht. IN dit voorbeeld zullen we ons speciaal
bezighouden met de hover-curve.
4. Kies het punt, dat u wilt veranderen, uit door de
SELECT-toets in te drukken.
5. Met (+) of (-) verhoogt of verkleint u de waarde van
het gekozen curve-punt. Het waardebereik voor ieder
punt is van 0-100% in stappen van 0,5%.
Let op:In iedere curve is standaard voor de punten 1
en 3, dus bij 25% en 75%, de waarde “INH”
(verborgen) ingevoerd, zolang er geen andere punten
werden veranderd. Zodra u andere punten heeft
gewijzigd, nemen ook deze punten nieuwe waarden
aan, tot er een gelijkmatige curve ontstaat. Wanneer u
dit wilt voorkomen, drukt u op SELECT, tot P-1 of P-
3 in het rechtsboven in het display verschijnt. Druk op
(+) of (-), om de punten 1 (25%) of 3 (75%) te
activeren. Daarna kunt u de waarden van elke curve
door hernieuwd indrukken van (+) of (-) worden
aangepast.
6. Om de curven naar STUNT-modus in te stellen,
drukt u eerst op SELECT, om de functie NORM te
markeren, en dan op (+) of (-), om de functie STUNT
te selecteren. Herhaal de stappen 4 en 5, totdat alles
compleet is.
7. Door indrukken van de UP-toets komt u bij de
functie PITCH CURVE.
8. Door indrukken van de DOWN-toets komt u bij de
functie THROTTLE HOLD.
9. U kunt de functie THROTTLE CURVE verlaten,
door tegelijkertijd op DOWN en SELECT te drukken.










