MX-24s 3D-Cylinder-Rotary Programming System programmeer – handboek
Inhoudsopgave algemene aanwijzingen veiligheidsaanwijzingen voorwoord MX-24s Computersysteem gebruiksaanwijzingen DSC-bus zenderbeschrijving displaybeschrijving eerste inbedrijfname opmerkingen vooraf taalkeuze frequentiescanner kanaalkeuze ontvangstinstallatie aanwijzingen bij de installatie begripsdefinities schema signaalverloop principes van de bediening toetsenveld draaielement Hotkeys menu-instellingen toewijzing van stuurelement-, schakelaar- en stuurlementschakelaar digitale trimming / afschakeltrim
programmeervoorbeelden vliegtuigmodel (algemeen) vliegtuigmodel zonder motor invoegen van een E-aandrijving K1-knuppel omschakelbaar tussen E-motor en Butterfly E-motor en stoorkleppen stopwatchbediening door stuurelement of schakelaar parallel lopende servo’s 2 remkleppen resp.
veiligheidsaanwijzingen in ieder geval doornemen! Om nog lang plezier aan uw modelbouwhobby te beleven, is het raadzaam deze handleiding nauwkeurig door te lezen en met name de veiligheidsvoorschriften op te volgen. Wanneer u op het gebied van radiobestuurde modelvliegtuigen, -schepen of – auto’s een beginner bent, moet u in ieder geval hulp vragen aan een ervaren modelbouwer. Deze handleiding dient in ieder geval aan een eventuele navolgende gebruiker meegegeven te worden.
Inbouwen van stuurstangen In principe moet het inbouwen zó plaatsvinden, dat de stuurstangen vrij en licht lopen. Bijzonder belangrijk is, dat alle roerhevels hun volledige uitslagen kunnen uitvoeren, dus niet mechanisch begrensd worden. Om een draaiende motor ten allen tijde te kunnen stoppen, moet men de motordrossel dusdanig hebben ingesteld, dat de carburateuropening helemaal gesloten wordt, wanneer de stuurknuppel en trimhevel in de stationairpositie worden gebracht.
Ontstoren van elektromotoren Bij een technisch probleemloze installatie horen ontstoorde elektromotoren, omdat alle elektromotoren tussen collector en borstels vonken veroorzaken die, afhankelijk van het soort motor, de radiobesturing kunnen storen. In modellen met elektroaandrijving moet iedere motor daarom zorgvuldig ontstoord worden. Ontstoorfilters onderdrukken zulke stoorimpulsen verregaand en moeten bij elektroaandrijving en gebruik van een radiobesturinginstallatie altijd worden ingebouwd.
MX-24s: radiobesturingtechnologie van de nieuwste generatie In een ergonomisch geoptimeerd handzender-design met een maximaal bedienings- en draagcomfort presenteren wij de nieuwe MX-24s, die voortkomt uit het beproefde radiobesturings-computersysteem MC-24 PROFI. Het bedieningscomfort werd verder verbeterd. Via slechts vier toetsen en een op twee niveaus bedienbaar digitaal 3D-ROTARY-draaielement wordt de programmering, zoals bij de kleinere zuster, de MX-22, ook voor de ongeoefende een makkelijke opgave.
Computersysteem MX-24s Radiobesturingset met max. 5 resp. 9 stuurfuncties in de PPM10- resp. PPM18-modus en max. 10 in de (S)PCM- en max. 12 stuurfuncties in de PPM24- en APCM24-modus Techniek, waar je wat mee kunt GRAUPNER verlegt met de MX-24s High-End-radiobesturingstechnologie opnieuw haar grenzen. De programma’s van het PROFI-systeem van de MX-24s zijn een nieuwe mijlpaal in de radiobesturingtechniek voor de beginner en voor de professionele piloot.
Digitaal trimsysteem voor alle 4 knuppelfuncties, vliegfasen-specifiek of globaal effectief, voor iedere functie apart of met instelbare stapgrootte in te stellen, en snel te verstellen gas-/stationair-trimming. • Keuze uit 6 modulatiesoorten: PPM10 Supersnel overdrachtsprotocol voor Pico-ontvangers en voor het aansturen van max. 5 servo’s. Ideaal voor RC-Cars, Indoormodellen, Funflyers enz… PPM 18 Het meest verbreide standaard-ontvangstsysteem (FM en FMsss).
• • • • • • • • • • • • logische schakelaars: deze functie maakt het mogelijk, twee schakelaars in een “EN” of “OF”-functie te verbinden. Het resultaat kan als virtuele schakelaar worden toegepast. Waarschuwingsdrempel bij de inschakel-waarschuwing “gas te hoog” in het heli-menu instelbaar. Fail-Safe-monitor voor 8 servofuncties, in de APCM24-modus zelfs voor 12 servo’s. HELP-toets geeft waardevolle adviezen voor de programmering en bij het zojuist gekozen programma-menu.
MX-24s-microcomputer radiobesturingsysteem Losse zender met PLL-synthesizer-HF-module en ingebouwde zenderaccu in aluminium koffer: Best.nr. 4730.77 voor de 35/35B-MHz-band Best.nr. 4748.77 voor de 40/41*-MHz-band 41-MHz-band alleen in Frankrijk toegelaten aanbevolen laadapparaten (toebehoren) Best.-Nr. 6422 Minilader 2 Best.-Nr. 6427 Multilader 3 Best.-Nr. 6426 Multilader 6E* Automatische laadapparaten met speciale NiMH-laadprogramma’s: Best.-Nr. 6419 Ultramat 5*, ** Best.-Nr. 6409 Ultramat 6*, ** Best.
Gebruiksaanwijzingen stroomvoorziening van de zender De zender MX-24s is standaard voorzien van een 9,6-V-NiMH-accu (8NH-2000 TX). Deze accu is echter bij de levering niet opgeladen. De zenderaccu-spanning kan tijdens het zenden op het LCD-display gecontroleerd worden.
stroomvoorziening voor de ontvanger Voor de ontvanger zijn er voor de stroomvoorziening verschillende 4,8-V-NiMH-accu’s van diverse capaciteiten verkrijgbaar. Gebruik uit veiligheidsoverwegingen vooral bij vliegtuig- heli- en andere snelle modellen geen droge batterijen en ook geen accu’s van losse cellen in een batterijhouder, maar alleen kant-en-klaar gesoldeerde accupacks. Voor de ontvanger is er geen directe mogelijkheid, om de spanning tijdens het gebruik te controleren.
gebruiksaanwijzingen lengteverstelling van de stuurknuppels Beide stuurknuppels kunnen traploos in lengte versteld worden, om de zendersturing voor nauwkeurig sturen aan de gewoonten van de piloot aan te passen. Door losmaken van het bevestigingsschroefje met een inbussleutel (maat 2) kan de stuurknuppel door omhoog- resp. omlaagdraaien verlengd of ingekort worden. Aansluitend madeschroefje weer voorzichtig aandraaien.
zijdelingse proportionele stuurelementen Let u er op bij het samenbouwen van de zender, dat de beide zijdelingse bedieningselementen (“draaischuiven”) op de juiste manier in de daarvoor bedoelde uitsparingen van de behuizings-bovenkant en – onderkant zitten. In geen geval beide delen van de behuizing met geweld sluiten. (Alle andere schakelaars zijn vast ingebouwd.) aansluitbus 14-polige aansluitbus voor de extra verkrijgbare leraar/PC-module, Best.-nr. 3290.22, zie aanhangsel.
gebruiksaanwijzingen omzetten van de proportionele kruisstuurknuppels Indien gewenst kan de linker of de rechter stuurknuppel van neutraliserend naar niet-neutraliserend worden omgebouwd. (zender zoals hierboven beschreven openmaken.) Bij een wisselen van de standaard instelling van de rechter niet-neutraliserende stuurknuppel naar de linker stuurknuppel gaat u als volgt te werk: 1. De bijgeleverde messing bout met een steeksleutel (maat 4) naar keuze aan de linker resp.
Frequentieband- en kanaalwissel De zender MX-24s is standaard voorzien van een PLL-SYNTHESIZER-HF-module. De kanaalkeuze vindt plaats via het draaielement, zodat er in de zender geen kristallen meer nodig zijn. Geïntegreerd in de synthesizermodule is een Dubbel-SUPERHET-frequentie-scanner, waarmee wordt gecheckt of het gekozen kanaal nog vrij is, resp. waarmee vrije kanalen in de desbetreffende frequentieband kunnen worden opgezocht.
DSC-bus Direct Servo Control Hoewel de afkorting “DSC” uit de beginletters van de oorspronkelijke functie “Direct Servo Control” bestaat, moet u onder deze functie intussen meer verstaan dan de “directe servo controle” via een diagnosekabel. De DSC-bus in de zender MX-24s kan alternatief als verbinding tussen een leerling- en een leraarzender in het kader van vliegtrainingen met het leraar/leerling-systeem gebruikt, zie bladzijde 150, en ook als poort voor vliegsimulatoren.
zenderbeschrijving voorkant schakelaars standaard 8 externe schakelaars (SW=switch) daarvan met twee posities: SW 1, 2, 3, 4, 7, 8 (schakelaar 8 zelfneutraliserend) drie posities: SW 5+6, 9+10. De schakelaars met drie posities ook als bedieningselement (stuurelement, Control) voor een servobediening in drie posities te gebruiken. Aanduiding in de desbetreffende menu’s dan “stuurel. 7” resp. “stuurel. 8”. proportionele stuurelementen standaard 2 aan de zijkant aangebrachte “draaischuiven”.
achterkant openen van de zenderbehuizing Om de zenderbehuizing te openen hoeven slechts de schroeven 1 tot 6 met een kruiskopschroevendraaier verwijderd te worden. Leest u eerst in ieder geval verder op bladzijde 16! diagnosebus (DSC*) Onder het Best.-nr. 4178.1 is een speciale kabel verkrijgbaar, om de zender MX-24s direct aan een bijpassende ontvanger te verbinden. Bij het insteken van de kabel wordt automatisch de zender ingeschakeld.
beschrijving display enter (invoertoets): wissel naar multi-functie-lijst, oproepen van een menu esc (Escapetoets): stapsgewijze terugkeer uit een menu tot aan de basis-aanduiding clear (wistoets): terugzetten van veranderde waarden naar de standaardinstellingen help (helptoets): levert bij ieder menu een korte hulptekst accuspanning met dynamische balkaanduiding.
eerste inbedrijfname De zender MX-24s is bij de uitlevering voorgeprogrammeerd in de zogenaamde SPCM20-modus voor ontvangers van het type “smc”. Naast de bedrijfsmodus SPCM-20 kunt u kiezen uit: • PCM20-modus voor alle GRAUPNER/JR-ontvangers van het type “mc” en “DS mc”. • PPM18-modus voor alle GRAUPNER-JR-ontvangers van het type “FM-PPM”. • PPM-24-modus voor de GRAUPNER/JR-ontvanger DS 24 FM S. • PPM-10-modus voor FM GRAUPNER/JR-ontvangers met max. 5 uitgangen, b.v.
inbedrijfname van de zender frequentie-scanner en kanaalkeuze frequentie-scanner De synthesizer-HF-module is voorzien van een Dubbel-Superhet-frequentie-scanner. Deze module maakt het mogelijk, om vóór de kanaalkeuze resp. vóór de activering van de HF-module de omgeving naar al bezette kanalen in de desbetreffende frequentieband af te zoeken.
kanaalkeuze Kies een nog vrij kanaal uit, b.v. kanaal 65, nadat u heeft gecontroleerd, dat de eerder genoemde signaalaanduiding slechts een gevolg was van een overspreekeffect van een dichtbij gelegen zender.
ontvangstinstallatie (niet in de set inbegrepen) Let u op de aanwijzingen bij de inbouw van de ontvanger en de ontvangerantenne op de volgende bladzijde. Het kanaalnummer van de eventueel nog van wisselbare kristallen voorzien ontvanger moet overeenkomen met het in de zender ingestelde kanaalnummer. In dit geval mogen alleen kristallen met de kenletter “R” (Receiver) toegepast worden uit de tabel op bladzijde 206. Bij de GRAUPNER-PLL-synthesizer-ontvangers zijn er geen kristallen nodig.
aanwijzingen bij de installatie aanwijzingen bij de installatie Uw radiobesturingssysteem moet in ieder geval op de juiste manier in het model worden ingebouwd. Hier volgen een aantal tips om uw GRAUPNER-uitrusting in te bouwen: 1. Wikkel de ontvanger in schuimrubber van minimaal 6 mm dikte; maak het schuimrubber vast met een elastiekje, om de ontvanger te beschermen tegen trillingen, een crash of een harde landing. 2.
begripsdefinities en functiebeschrijvingen stuurfunctie, stuurelement (Control), functie-ingang, stuurkanaal, mixer, schakelaar, stuurelement-schakelaar, vaste schakelaar Om u de omgang met het MX-24s-handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een aantal definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden, evenals een blokschakel-diagram van het signaalverloop vanaf het desbetreffende bedieningselement van de zender tot aan de signaaloverdracht via de zenderantenne.
stuurkanaal Vanaf het punt, waar in het signaal voor een bepaalde servo alle stuurinformatie – direct vanuit het stuurelement of indirect via een mixer – toegevoegd is, wordt er gesproken over een stuurkanaal. Dit signaal wordt alleen nog voor elke servo specifiek verdeeld en verlaat dan via de HF-module de zender, om in het model de bijbehorende servo aan te sturen. mixer In het verloopplan van het signaal bevinden zich veel mixfuncties.
stuurelement-schakelaar Bij sommige functies is het heel handig, om bij een bepaalde positie van een stuurelement, b.v. bij een gedefinieerde positie van de kruisknuppel, een functie aan- of uit te schakelen (aan-/uitschakelen van een stopwatch voor de motorlooptijd, automatisch uitdraaien van de landingskleppen en andere mogelijkheden). In het programma van de MX-24s zijn er in totaal 8 van dit soort “schakelaars”aanwezig.
Hotkeys voor snelle toegang en functie van draaielement Hotkeys voor: servo-aanduiding, modelkeuze, multifunctie-lijst, Quick-Select en taaktijd, en menu-instellingen via het draaielement • Hotkeys voor servo-aanduiding • Tijdens de programmering komt u vanuit de basis-aanduiding en bijna alle menu’s direct in het menu “servoaanduiding”, bladzijde 156, door een bedienen van de HELP-toets bij ingedrukt draaielement.
toewijzing van stuurelementen, schakelaars en stuurelement-schakelaars principes van de programmering en de betekenis van de vaste schakelaars “FX” stuurelement- en schakelaartoewijzingen De MX-24s biedt een maximale flexibiliteit, wanneer het er om gaat om aan de standaard geïnstalleerde bedieningselementen bepaalde functies toe te wijzen.
… de met “SW” aangegeven schakelaars kunnen worden toegewezen, kunnen ook de zogenaamde “uitgebreide schakelaars” worden toegepast.
digitale trimming functiebeschrijving en de K1-afschakeltrimming digitale trimming met optische en akoestische aanduiding De beide kruisknuppels zijn voorzien van een digitale trimming. Kort aantippen verstelt met iedere “klik” de neutraalpositie van de kruisknuppel met een bepaalde waarde. Bij een langer vasthouden loopt de trimming met toenemende snelheid in de desbetreffende richting.
vliegtuigmodellen Tot maximaal twee rolroer- en vier welfkleppenservo’s bij normale modellen alsmede V-staart- en staartloze /deltamodellen met twee rolroer-/hoogteroer- en ook vier welfkleppenservo’s worden op een comfortabele manier ondersteund. De meeste motor- en zweefmodellen zullen tot het staarttype “normaal”horen met een aparte servo voor hoogte-, richtings-, rolroer en motordrossel of electronische regelaar (resp. remkleppen bij een zweefmodel).
Hieronder vindt u de voor uw model benodigde aansluiting van de ontvanger, beginnend met “standaardmodellen”, met niet meer dan twee roeren per vleugelhelft. Bij een 6-kleppenmodel moet u verder lezen op bladzijde 38. Voor een 8kleppenmodel heeft u echter een ontvanger nodig met minimaal 10, maar liever nog 12 servo-uitgangen, zoals op bladzijde 184 beschreven. ontvangerbezetting voor modellen met max.
vliegtuigmodellen PPM-ontvangers van andere fabrikanten Moet een model met een PPM-FM ontvanger van een andere fabrikant*, die tot nu toe met een ander merk zender werd gestuurd, met een GRAUPNER-zender gestuurd worden, b.v. met de MX-24s in de leraar-leerling-modus, dan kan het nodig zijn om de servo’s volgens de onderstaande specificaties aan te sluiten. De eventueel nodige aanpassing kan ook plaatsvinden in het menu “ontvangeruitgang”, bladzijde 153.
ontvangerbezetting voor modellen met 6 kleppen per vleugel en PCM20- resp. SPCM20-ontvanger: Bij de PCM- en SPCM-ontvangers kunnen vanwege de datacomprimering voor de overdracht naar de ontvanger, de aan de aansluitingen 9 en/of 10 aangesloten servo’s soms wat “hakerig” lopen. (zie ook bladzijde 137.
vliegtuigmodellen Tip: Kies deze “PCM-bezetting” bij een 6-kledppen-model ook, wanneer u een PPM-ontvanger met maar 8 of 9 servoaansluitingen gebruikt. Belangrijke aanwijzingen: • Eventuele wijzigingen achteraf, zoals instellingen van de servo-uitslag, Dual Rate/Expo, mixers enz. moeten altijd betrekking hebben op de ontvangeraansluiting in de basis-instelling! • Let er bij het omruilen van ontvangeruitgangen op, dat de Fail-Safe-programmering “houden” resp. “pos.
helikoptermodellen De voortschrijdende ontwikkeling van de modelhelikopter en de bijbehorende componenten zoals autopiloot (gyro), toerentalregelaar, rotorbladen enz. maakt het tegenwoordig mogelijk, een helikopter in 3D-kunstvlucht te beheersen. Voor de beginner daarentegen zijn een klein aantal instellingen voldoende om met de hovertraining te kunnen beginnen, om zo langzamerhand steeds meer opties van de MX-24s te kunnen toepassen. Met het programma van de MX-24s kunnen alle gangbare helicopters met 1...
ontvangerbezetting: De servo’s MOETEN op deze manier aan de uitgangen van de ontvanger worden aangesloten: accu vrij of speciale functie vrij of speciale functie vrij of toerentalregeling vrij of gevoeligheid autopiloot (gyro)) motorsturing (gasservo of regelaar) vrij of nick (2)-servo bij 4-punts-aansturing hekservo (autopiloot (gyro)-systeem) nick (1)-servo rol (1)-servo pitch of rol (2)- of nick (2)-servo Niet benodigde uitgangen worden gewoon open gelaten.
korte programmeerhandleiding voor alle vliegtuig- en helicoptermodel-programma’s menu display-aanduiding beschrijving van de programmaonderdelen en bedieningsaanwijzingen bladzijde geheugen modelkeuze Keuze van een vrije of gebruikte modelgeheugenplaats 1....30. Een symbool voor vleugel- resp. helikoptermodel en de eventueel in de regel “info” van het menu “basis-instelling model” in gevoerde informatie maken de modelselectie makkelijker.
Auto trim: Voor de “Auto trim” wordt slechts, terwijl het model met de stuurknuppels in de gewenste positie wordt gehouden, de gekozen “Auto trim”- schakelaar – het liefst de momentschakelaar SW8 – bediend, waarna de trimming automatisch met de benodigde waarde wordt gecorrigeerd. Deze correctie vindt binnen ongeveer een seconde plaats, terwijl daarmee parallel de stuurknuppels weer in de neutrale positie kunnen worden gebracht. basisinst. model modelnaam: Max.
modeltype motor aan K1: stuurrichting van de K1-functie gasminimum “naar achteren”,“naar voren” of “geen”. De K1-trimming is dienovereenkomstig alleen “achteraan”, “vooraan” of over de hele uitslag van het stuurelement effectief. staarttype: rolroeren/welfkleppen “normaal” naar keuze tot max. twee rolroerservo’s en max. vier welfkleppenservo’s “V-staart” naar keuze tot max. elk twee rolroer- en vier welfkleppenservo’s “delta/staartloos” twee rolroer- en max.
tr.stappen: Instelling van de stapgrootte van alle vier digitale trimhevels tussen 1 en 10 (standaard = 4). tijd: symmetrische of asymmetrische verkleining van de bewegingssnelheid van het stuurelement. Verstelbereik: 0 … 9,9 s, voor b.v. werkelijkheidsgetrouwe bewegingen, vertraagde accelereren, … knuppel-instelling trimming: “globaal” De trimming van rol, nick en hek heeft onafhankelijk van de vliegfase effect. (trimsymbool in de basisaanduiding laat “schaduw” zien.
Dual Rate / Expo Betreft de stuurfuncties rol-, hoogte- en richtingsroer resp. roll, nick en hekrotor. DUAL RATE en EXPO zijn afhankelijk van de vliegfase programmeerbaar. DUAL RATE: verandering van de stuuruitslag tussen 0 en 125% van de normale stuuruitslag. Naar keuze omschakelbaar tussen twee instellingen per vliegfase via schakelaar, stuurelement-schakelaar en logische schakelaar. EXPO: instelling van een exponentiële stuurcurve-karakteristiek zonder verandering van de maximale stuuruitslag.
vliegfasen fasen-instelling Tot max. 8 vliegfasen per modelgeheugenplaats programmeer- en benoembaar. De bijbehorende vliegfasen-schakelaars worden in het menu “fasentoewijzing” gedefinieerd. naam: Naast 16 standaardnamen kunt u kiezen uit 10 verdere fase-namen. De laatstgenoemde kunnen in het menu “algem. instellingen” individueel gedefinieerd worden. De toegewezen namen verschijnen in de basis-aanduiding en in alle vliegfase-specifieke programma’s. (vliegf.
fasen-instelling Naast de autorotatie-fase, waarvan de naam niet veranderd kan worden, kunnen max. 7 verdere vliegfasen per modelgeheugenplaats geprogrammeerd en benoemd worden. De autorotatie-schakelaar wordt in het menu “basisinst. model” gedefinieerd, de overige faseschakelaars in het menu “fasen-toewijzing”. naam: Naast 9 standaardnamen kunt u kiezen uit 10 verdere fase-namen. De laatstgenoemde kunnen in het menu “algem. instellingen” individueel gedefinieerd worden.
Alle schakelaars in de basispositie resp. niet toegewezen schakelaarcombinaties horen altijd bij de “fase 1”. De onder “A” en “B” toegewezen schakelaars hebben bijzondere prioriteiten: schakelaar “A” in de AAN-positie De aan deze schakelaar toegewezen vliegfase heeft altijd voorrang op alle andere vliegfasen (=vliegfasen van de schakelaarposities “B” tot “F”).
kolom “alarm” : Tijdspunt en volgorde van de serie tonen tot aan de nul van de alarmtimer (max. 90 s). rondenteller/tijdtabel: U hoeft alleen één van de AAN-/UIT-schakelaars SW 1 … 7 of alternatief de momentschakelaar SW 8 toe te wijzen. In de basis-aanduiding verschijnt naast de “teller” tegelijkertijd een “klok”. De keuze en vliegfasenspecifieke toewijzing vindt plaats in het menu “fasen-instelling”. Daar vind u ook de beschrijving van de verschillende klokken.
(Normaal gesproken RR naar boven en WK, WK2 naar beneden.) diff.red.: Reduceert de in het multi-kleppen-menu ingestelde differentiatie afhankelijk van de uitslag van het stuurelement voor de remkleppen. Om ook een mechanische differentiatie te kunnen opheffen, begint een omgekeerde differentiatie, zodra de diff. red.-waarde groter dan de in het multi-kleppen-menu ingestelde diff.-waarde wordt. HR-curve: 8-punts-curvenmixer voor het compenseren van momentveranderingen bij het bedienen van de remfunctie.
Aan alle mixers kan desgewenst een schakelaar worden toegewezen. Instelling mixpercentage en –richting bij lineaire mixers: Wissel van de display-pagina naar de kolom “inst.” door kort indrukken van het draaielement. ASY of SYM selecteren en met draaielement gewenste mixpercentage tussen 0 en +/-150% instellen. Voor asymmetrische instelling vindt de instelling per kant plaats via het ingangskanaal (verticale lijn in de grafiek) en bij een schakelkanaal “S” met de bijbehorende schakelaar.
“accu F.S.”: tussen 3 mogelijke servo-posities (-75%, 0%, +75%) en “uit” voor de aan ontvangeruitgang 1 aangesloten servo bij de vliegtuigmodellen en helikoptermodellen naar keuze. In SPCM20-modus: Servo’s 1 ... 8 naar keuze in de halt- of positiemodus programmeerbaar. Opslaan van de positie via STO. Servo’s 9 en 10 blijven in de halt-modus. In APCM24-modus: Servo’s 1 ... 12 naar keuze in de halt- of positiemodus programmeerbaar. Opslaan van de positie via STO.
eigen fasennamen: Tot max. 10 extra fasennamen met elk 7 tekens volgens eigen inzicht in te stellen, die alternatief bij de voorgeprogrammeerde fasennamen in het menu “fasen-instelling” kunnen worden geselecteerd. Aanwijzing: De standaard instellingen voor “stuurtoewijzing”, “modulatie”en “pitch min” worden tijdens de activering van een vrije modelgeheugenplaats automatisch overgenomen, ze kunnen echter per geheugenplaats in het menu “basisinst. model” individueel aangepast worden.
programmabeschrijving in detail nieuwe geheugenplaats reserveren Wie tot hier toe het handboek heeft doorgewerkt, zal zeker al de eerste programmeringen hebben uitgeprobeerd. Toch willen we graag ieder menu gedetailleerd beschrijven, om voor de diverse gevallen exacte aanwijzingen te kunnen geven.
• Verschijnt er op het display de waarschuwings-aanduiding “gas te hoog!”, beweegt u dan de gasstuurknuppel in de richting van stationair. Verschijnt er op het display de aanduiding “Fail Safe instellen!”, leest u dan het menu “Fail Safe”, bladzijde 146 e.v. door. In principe zijn er nu nog 4 verschillende mogelijkheden, om de vier stuurfuncties rolroer, hoogteroer, richtingsroer en gas resp.
kopiëren/wissen model- en vliegfasen-kopieer functie Dit menu maakt het mogelijk om … • een modelgeheugenplaats te wissen • intern modelgeheugenplaatsen te kopiëren • een modelgeheugenplaats te kopiëren tussen twee MX-24s-zenders • De gegevens van een specifiek modelgeheugen tussen een MX-24s-zender en een industriestandaard-compatible PC te kopiëren • verschillende vliegfasen binnen één en hetzelfde modelgeheugen te kopiëren • De gegevens van alle gebruikte modelgeheugens van een MX-24s-zender op een indu
kopiëren model → model Na de selectie van het te kopiëren model in het venster “kopiëren van model” met ENTER resp. kort indrukken van het draaielement, moet in een volgend venster “kopiëren naar model” het doelgeheugen worden ingegeven, bevestigd of met ESC worden afgebroken. Een al bezet modelgeheugen kan overschreven worden.
verbergen codes verbergen van codes uit de multifunctielijst In dit menu kunnen bij het juist actieve model de niet meer benodigde functies of die functies, die niet meer veranderd moeten worden, uit de multifunctielijst worden geschrapt. Bij de programmering van vliegfasen is het raadzaam, om b.v. alle vliegfasen-onafhankelijke instellingen, zoals “basisinstellingen model”, “modeltype” etc. te verbergen.
basis-instell. model modelspecifieke basis-instellingen Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basis-instellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u deze menuregel op de gewone manier uit met het ingedrukte draaielement. modelnaam Maximaal 10 tekens kunnen voor een modelnaam worden toegekend.
Aanwijzing: Wanneer u uw modellen hoofdzakelijk met dezelfde stuurtoewijzing en modulatiesoort stuurt, kunt u in het “zenderspecifieke”menu “algemene instellingen”, bladzijde 154, deze gegevens al van tevoren selecteren. Deze beide instellingen worden dan bij het aanmaken van een nieuwe modelgeheugenplaats automatisch overgenomen en kunnen dan, zoals al eerder beschreven, ook weer modelspecifiek worden aangepast.
basis-instell. model modelspecifieke basis-instellingen Voordat met de programmering van vliegspecifieke parameters wordt begonnen, moeten er enkele basis-instellingen worden doorgevoerd, die alleen gelden voor het juist actieve modelgeheugen. Kiest u deze menuregel op de gewone manier uit met het ingedrukte draaielement. modelnaam Maximaal 10 tekens kunnen voor een modelnaam worden toegekend.
Aanwijzing: Wanneer u uw modellen hoofdzakelijk met dezelfde stuurtoewijzing en modulatiesoort stuurt, kunt u in het “zenderspecifieke”menu “algemene instellingen”, bladzijde 154, deze gegevens al van tevoren selecteren. Deze beide instellingen worden dan bij het aanmaken van een nieuwe modelgeheugenplaats automatisch overgenomen en kunnen dan, zoals al eerder beschreven, ook weer modelspecifiek worden aangepast.
Voorbeeld: U wilt het hoverpunt in de vliegfase “hover” bij de middenpositie van de gas-/pitchstuurknuppel leggen, maar vindt tijdens het vliegen het hoverpunt nog boven deze middenpositie. U drukt in deze positie de schakelaar in en kijkt na de landing in het menu “helimixers” (bladzijde 122), b.v. in de pitchcurve na: De doorgetrokken verticale lijn geeft de momentele positie van de stuurknuppel weer.
modeltype modeltype vastleggen voor vliegtuigmodellen In dit menu wordt het “modeltype” van het te programmeren model vastgelegd. Tegelijkertijd worden daardoor alle voor het vastgelegde modeltype karakteristieke mixers, koppelfuncties etc. voor de navolgende programmering geactiveerd. Regel met ingedrukt draaielement uitkiezen en na kort indrukken hiervan de benodigde optie selecteren. motor aan K1: “geen”: “gas min achter”: “gas min voor”: U stuurt een zweefvliegtuigmodel zonder aandrijving.
Bij het bedienen van het hoogteroer loopt de aan uitgang 8 aangesloten servo mee. De hoogteroertrimming heeft effect op beide servo’s. Een stuurelement, dat aan de uitgang 8 in het menu “instelling stuurelement” is toegewezen, is uit veiligheidsoverwegingen softwarematig van servo “8” losgekoppeld. Voor de aansluiting van de servo’s aan de ontvanger zie de aanwijzingen op de bladzijden 37 e.v.
helitype vastleggen modeltype voor helimodellen In dit menu wordt het “type” van het te programmeren model vastgelegd. Tegelijkertijd worden daardoor alle voor het vastgelegde modeltype karakteristieke mixers, koppelfuncties etc. voor de navolgende programmering geactiveerd.
“links”: van boven gezien draait de hoofdrotor tegen de klok in. “rechts”: van boven gezien draait de hoofdrotor met de klok mee. CLEAR schakelt om naar “ links”.
servo-instelling instelling van de draairichting, neutrale positie, servouitslag en -begrenzing In dit menu worden parameters, die uitsluitend de individueel aangesloten servo betreffen, ingesteld en wel de draairichting, de neutraalpositie, de servo-uitslag en een eventueel benodigde uitslagbegrenzing. Principes van de bediening: 1. Met ingedrukt draaielement de betreffende servo 1 tot 12 uitkiezen. 2.
kolom 4 “servo-uitslag” In deze kolom wordt de uitslag van de servo symmetrisch of asymmetrisch voor iedere kant ingesteld. Het bereik bedraagt 0…150% van de normale servo-uitslag. De ingestelde waarden hebben betrekking op de instellingen in de kolom “midden”. Voor het instellen van een “symmetrische”uitslag, d.w.z. een uitslag onafhankelijk van de stuurrichting, moet SYM en voor een asymmetrische uitslag ASY worden geselecteerd.
knuppel-instelling instelling van de stuurknuppels 1 tot 4 Dit op vleugelmodellen afgestemde menu maakt het mogelijk om het trimeffect van de 4 digitale trimhevels te bepalen en aan de stuurknuppels 1 tot 4 een “vertraging” toe te kennen. Met ingedrukt draaielement wordt gewisseld naar de gewenste regel. Na keuze van het desbetreffende functieveld en een aansluitend kort indrukken van het draaielement wordt in het daarna invers verschijnende veld de gewenste instelling met het draaielement doorgevoerd.
knuppel-instelling instelling van de stuurknuppels 1 tot 4 Dit op helikoptermodellen afgestemde menu maakt het mogelijk om het trimeffect van de 4 digitale trimhevels te bepalen en aan de stuurknuppels 1 tot 4 een “vertraging” toe te kennen. Met ingedrukt draaielement wordt gewisseld naar de gewenste regel. Na keuze van het desbetreffende functieveld en een aansluitend kort indrukken van het draaielement wordt in het daarna invers verschijnende veld de gewenste instelling met het draaielement doorgevoerd.
instelling stuurelement instellingen van de stuurelement-ingangen 5 tot 12 Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender MX-24s ook nog standaard voorzien van andere bedieningselementen. Dit zijn: • 2 INC/DEC-toetsen: CONTROL 5 en 6 • 2 3-wegschakelaars: CONTROL 7 en 8 resp.
kolom 3 “Offset” Het stuurmidden van het betreffende stuurelement, d.w.z. zijn nulpunt, kunt u in deze kolom wijzigen. Het verstelbereik ligt tussen – 125% en + 125%. CLEAR zet de Offset-waarde terug naar 0%. kolom 4 “-uitslag+” Hier stelt u de stuuruitslag tussen – 125% en + 125% in. Daarmee kan de richting van het stuurelement ook softwarematig worden omgepoold. In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de stuuruitslag-instelling echter ook effect op alle mix- en koppelingangen, d.w.z.
instelling stuurelement Instellingen van de stuurelement-ingangen 5 tot 12 Naast de 2 kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4 is de zender MX-24s ook nog standaard voorzien van andere bedieningselementen. Dit zijn: • 2 INC/DEC-toetsen: CONTROL 5 en 6 • 2 3-wegschakelaars: CONTROL 7 en 8 resp.
CLEAR zet de Offset-waarde terug naar 0%. kolom 4 “-uitslag+” Hier stelt u de stuuruitslag tussen – 125% en + 125% in. Daarmee kan de richting van het stuurelement ook softwarematig worden omgepoold. In tegenstelling tot de instelling van de servo-uitslag heeft de stuuruitslag-instelling echter ook effect op alle mix- en koppelingangen, d.w.z. uiteindelijk op alle servo’s, die via het bijbehorende stuurelement kunnen worden bediend.
instelling stuurelement gaslimiet-functie gaslimiet: ingang 12 (gaslimiet en K1-trimming, gaslimiet en Expo-gaslimiet) betekenis en toepassing van “gaslimiet” In tegenstelling tot het vliegtuigmodel wordt bij een helikoptermodel het vermogen van de motor niet direct met de K1knuppel geregeld, maar slechts indirect via de in het menu “helimixers” te programmeren instellingen van de gascurve. (Voor verschillende vliegfasen kunt u via de vliegfasen-programmering daar ook individuele gascurven instellen.
Aanwijzing: Later, na het aanpassen van de gascurve, zie bladzijde 124, aan het model hoort de gasservo bij een gesloten gaslimiter niet meer op deze manier door de gas-/pitchstuurknuppel te kunnen worden beïnvloed. De gasservo reageert nu alleen nog op de positie van de K1-trimhevel. Eventueel moeten de instellingen zolang worden aangepast, tot er een goede overgang plaatsvindt. Na het starten van de motor moet u testen, of de motor via de K1-trimhevel ook weer zonder problemen kan worden afgezet.
gaslimiet in combinatie met “AR gas” in het menu “knuppel-instelling” Zoals op bladzijde 77 al werd uitgelegd is bij de keuze van “AR gas” in de regel “gas/pitch” van het menu … “knuppel-instelling” (bladzijde 77) … de digitale trimming van de gas-/pitchstuurknuppel alleen in de vliegfase “autorot” actief. Dientengevolge kan met het K1-trimelement in de “normale” vliegfasen de stationairloop van de motor niet worden geregeld, en kan deze ook niet worden afgezet.
Dual Rate/Expo instelling van de stuurkarakteristiek voor rol, hoogte, richting De Dual-Rate-functie maakt een vliegfasen-afhankelijk omschakelen van de stuuruitslagen voor rol-, hoogte- en richtingsroer mogelijk (stuurfuncties 2 … 4) tijdens het vliegen via een schakelaar. Een individuele curvenkarakteristiek van stuurfunctie 1 (gas / rem) kan – eventueel vliegfasenspecifiek - in het menu “kanaal 1 curve” via maximaal 8 apart te programmeren punten worden ingesteld.
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden: Let op: De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20% van de totale stuuruitslag bedragen. Exponential-functie Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, kiest u het schakelaarsymbool-veld en wijst u, zoals op bladzijde 32 beschreven, één van de ter beschikking staande schakelaars toe.
Dual Rate/Expo instelling van de stuurkarakteristiek voor rol, nick, hek De Dual-Rate-functie maakt een vliegfasen-afhankelijk omschakelen van de stuuruitslagen voor de rol-, nick- en hekrotorservo’s mogelijk, d.w.z. van de stuurfuncties 2 … 4 tijdens het vliegen via een schakelaar. Een individuele curvenkarakteristiek van stuurfunctie 1 (motor/pitch) kan in het menu “kanaal 1 curve” of voor gas en pitch apart in het menu “helimixers” via maximaal 8 apart te programmeren punten worden ingesteld.
Voorbeelden van verschillende Dual-Rate-waarden: Let op: De Dual-Rate-waarde moet uit veiligheidsoverwegingen minstens 20% van de totale stuuruitslag bedragen. Exponential-functie Indien u een omschakelen tussen twee mogelijke varianten wenst, kiest u het schakelaarsymbool-veld en wijst u, zoals op bladzijde 32 beschreven, één van de ter beschikking staande schakelaars toe.
kanaal 1 curve stuurkarakteristiek gas/stoorkleppen Omdat vaak de curve van de carburateur of het effect van de rem- resp. stoorkleppen niet-lineair verloopt, kan deze in dit menu dienovereenkomstig worden aangepast. Het menu maakt dus een verandering van de stuurkarakteristiek van de gasresp. remkleppenstuurknuppel mogelijk, onafhankelijk van het feit, of deze stuurfunctie op een enkele servo of via willekeurige mixers op meerdere servo’s effect heeft.
voorbeeld: Als voorbeeld werd hier de steunpuntwaarde “2” op +90% gezet. Druk op de CLEAR-toets om het steunpunt te wissen. Aanwijzing: Mocht de stuurknuppel niet exact op het steunpunt zijn ingesteld, let u er dan op, dat de procentwaarde in de regel “uitgang” altijd betrekking heeft op de huidige stuurknuppelpositie. Alternatief kunt u de al gemaakte steunpunten met een ingedrukt draaielement op- of aflopend aanspringen, waarbij het nummer van het aangesprongen punt 1 … max.
kanaal 1 curve stuurkarakteristiek gas/-pitchcurve Omdat vaak de curve van de carburateur of het effect van de pitch niet-lineair verloopt, kan deze in dit menu dienovereenkomstig worden aangepast. Het menu maakt dus een verandering van de stuurkarakteristiek van de motor- resp. pitchstuurknuppel mogelijk, onafhankelijk van het feit, of deze stuurfunctie op een enkele servo of via willekeurige mixers op meerdere servo’s effect heeft.
Veranderen van de steunpunt-waarden Beweegt u de stuurknuppel op het te veranderen steunpunt “L (low), 1 … 6 of H (high)”. Nummer en actuele curvenwaarde van dit punt worden getoond. Met het draaielement kan in het inverse veld de huidige curvenwaarde tussen –125% en +125% veranderd worden, en wel zonder de steunpunten ernaast te beïnvloeden. voorbeeld: Als voorbeeld werd hier de steunpuntwaarde “2” op +90% gezet. Druk op de CLEAR-toets om het steunpunt te wissen.
stuurelement-schakelaars toewijzing van de stuurelement-schakelaars Voor een groot aantal speciale functies kan het wenselijk zijn, om de omschakeling daarvan niet via een gewone schakelaar, maar automatisch bij een bepaalde, maar vrij programmeerbare positie van de stuurknuppel resp. het stuurelement te laten plaatsvinden. Voorbeelden van deze toepassing: • Aan- of uitschakelen van een in het model ingebouwde accu voor de gloeiplug, afhankelijk van de positie van de carburateur resp.
een stuurelement-schakelaar weer op “vrij” zetten Om een stuurelement-schakelaar weer op “vrij” te zetten, moet u bij de display-aanduiding de toets CLEAR indrukken. schakelpunt vastleggen Verschuif het inverse veld met het draaielement naar de kolom STO (store, opslaan). Beweegt u nu het uitgekozen stuurelement naar de positie, waarin het schakelpunt, d.w.z. de omschakeling AAN/UIT moet komen te liggen en drukt u kort op het draaielement. De actuele positie wordt aangeduid, in het voorbeeld “+85%”.
combinatie van twee stuurelement-schakelaars Bij complexere toepassingen kan het echter ook nodig zijn, deze stuurelement-schakelaar via een tweede stuurelementschakelaar te oversturen. Voorbeeld: Aan de stuurelement-schakelaar “G4” werd de stuurfunctie 3 (=stuurelement 3) toegewezen. Het schakelpunt ligt in de middenpositie, dus bij 0%. De stuurelement-schakelaar “G5” werd aan één van de zijdelings aangebrachte proportionele stuurelementen, b.v. stuurelement 10 aan de linker kant, toegewezen.
logische schakelaars combinatie van schakelaars Via deze functie kunnen twee schakelaars, stuurelement-schakelaars en/of logische schakelaars resp. een willekeurige combinatie daarvan in een “EN”- of “OF”-schakeling met elkaar verbonden worden. In totaal 8 logische schakelaars “L1 … L8” kunnen geprogrammeerd worden. Het resultaat van zo’n logische schakelfunctie – zie hier rechts - kan als verdere schakelfunctie worden toegepast.
Hoe programmeer ik een vliegfase? betekenis van de vliegfasen-programmering Algemene aanwijzingen bij de programmering van vliegfasen Vaak zijn er tijdens het vliegen verschillende posities voor de kleppen resp. trimtoestanden bij een vleugelmodel of pitch- en gasservo-instellingen bij de helikopter in bepaalde gedeelten van de vlucht nodig (b.v. startfase, landing, hover, autorotatie e.d.). De MX-24s maakt het mogelijk, om zulke van te voren ingestelde waarden via een schakelaar automatisch op te roepen.
fasen-instelling inrichten van vliegfasen Binnen een modelgeheugenplaats biedt de MX-24s de mogelijkheid, om maximaal 8 van elkaar afwijkende instellingen voor verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aangeduid met “vliegfasen”, te programmeren.
Via het draaielement kunnen de opeenvolgende schakeltijden naar behoefte worden uitgelezen. Toepassing: Meten van b.v. inschakeltijden van de motor, wanneer dezelfde schakelaar de motor bedient. tijd2 “tijd2” slaat zowel de “uit”- als ook de “aan”-tijden van de bijbehorende schakelaar op, d.w.z. bij ieder bedienen van de schakelaar begint het tellen van de tijd opnieuw en wordt de teller telkens met “1” verhoogt. Iedere tijdstelling kunt u via de ESC-toets stoppen, zonder de schakelaar te bedienen.
fasen-instelling Inrichten van vliegfasen Binnen een modelgeheugenplaats voor een helikopter biedt de MX-24s de mogelijkheid, om naast de autorotatiefase, die in het menu “basis-instellingen” kan worden aangemaakt, nog maximaal 7 van elkaar afwijkende instellingen voor verschillende vliegtoestanden, normaal gesproken aangeduid met “vliegfasen”, te programmeren.
“tijd2” slaat zowel de “uit”- als ook de “aan”-tijden van de bijbehorende schakelaar op, d.w.z. bij ieder bedienen van de schakelaar begint het tellen van de tijd opnieuw en wordt de teller telkens met “1” verhoogt. Iedere tijdstelling kunt u via de ESC-toets stoppen, zonder de schakelaar te bedienen. Het bedienen van de schakelaar verhoogt weer de teller met 1 en start de tijd2-klok opnieuw.
fasen-toewijzing inrichten van vliegfasen In het eerder voor vliegtuig- en helikoptermodellen apart beschreven menu “fasen-instelling” heeft u namen voor de vliegfasen vastgelegd. In dit voor beide modeltypen identieke menu moet u nu de schakelaar- resp. schakelaarcombinaties vastleggen, waarmee u de desbetreffende vliegfase wilt oproepen. Uitzondering in het heli-menu: één van de beide autorotatie-schakelaars moet in het menu “basis-instellingen model” gezet worden.
• Test bij de toewijzing van schakelaars, of deze al op een andere manier zijn bezet, om ongewenste dubbele bezettingen te vermijden. Belangrijke aanwijzing: De vóór de toewijzing van een fasen-schakelaar gemaakte instellingen bij een model bevinden zich nu in de vliegfase “1 normaal”, d.w.z. alle vliegfasen-afhankelijke menu’s zijn in alle andere vliegfasen teruggezet naar de standaardwaarden.
klokken klokken in de basis-aanduiding De basis-aanduiding van de zender heeft standaard 4 verschillende klokken of stopwatches. Naast de zender- en modelgebruikstijd aan de linkerkant van het display zijn dat een “bovenste” en een “middelste” klok aan de rechterkant van het display: Een extra tijdsaanduiding kan afhankelijk van uw instellingen in de beide menu’s “vliegfasenklokken” (bladzijde 108) en “fasen-instelling” (bladzijde 100/102) per vliegfase worden ingesteld.
omschakeling tussen “vooruit” en “achteruit” vooruit lopende stopwatch Worden de klokken na het toewijzen van een schakelaar gestart met de beginwaarde “0:00”, dan lopen ze vooruit tot maximaal 999 min en 59 s, om dan weer bij 0:00 te beginnen. Timer”(teruglopende stopwatch) In de kolom “Timer” kiest u via het linker SEL-veld de starttijd tussen 0 en 180 min en via het rechter SEL-veld een starttijd tussen 0 en 59 s. (CLEAR = “0” resp. “00”.) een tijd programmeren: 1. SEL-veld met draaielement uitkiezen. 2.
De stopwatch wordt nu onder het schakelpunt gestopt en loopt boven het schakelpunt weer verder. De vliegtijdklok, die na het overschrijden van het ingestelde schakelpunt ook begint te lopen, kan echter alleen door een indrukken van de ESC-toets worden gestopt en eventueel met CLEAR worden teruggezet naar de startwaarde. vliegfasenklokken keuze en instelling In het menu “fasentoewijzing” (bladzijde 104) werd al beschreven, hoe één van deze klokken en de “rondenteller” of “tijd1” resp.
Druk na het einde van de vlucht op de ESC-toets in de basis-aanduiding, om de desbetreffende tijdsmeter te stoppen en uit te lezen. In de basis-aanduiding verschijnt het aantal ronden resp. het aantal bedieningen van de schakelaar invers. Met het draaielement kunt u nu iedere ronde resp. ieder bedienen van de schakelaar uitkiezen en de bijbehorende tijden aflezen. Een druk op CLEAR zet de teller terug op “00” en wist de opgeslagen tijden. De klokken moeten echter wel eerst gestopt zijn.
Wat is een mixer? principes van een mixfunctie Bij veel modellen is vaak een mix van verschillende aansturingen in het model wenselijk, b.v. een koppeling tussen rol- en richtingsroer of een koppeling van twee servo’s, wanneer 2 roeren van aparte servo’s moeten worden aangestuurd.
principes van de programmering: 1. Met ingedrukt draaielement de gewenste regel uitkiezen. Afhankelijk van de gekozen regel verschijnt in de onderste regel van het display óf het symbool voor “volgende bladzijde (→)” óf SEL of SYM en ASY (om de mixer per kant in te kunnen stellen), alsmede het schakelaarsymbool. 2. Met draaielement één van deze velden selecteren. 3. Draaielement kort indrukken.
Het instelbereik van – 100% tot + 100% maakt het mogelijk om onafhankelijk van de draairichtingen van de rolroerservo de juiste differentiatie in te stellen. “0%” komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen differentiatie en “-100%” resp. “+100%” met de Split-functie. Lage absolute waarden zijn bij kunstvlucht nodig, om er voor te zorgen dat het model bij een rolroeruitslag exact om de lengte-as draait. Middelmatige waarden van ca. –50% resp.
Na keuze van het SEL-veld en een aansluitend kort indrukken van het draaielement kunt u met deze de gewenste waarde instellen. De mixrichting moet dusdanig worden gekozen, dat het richtingsroer telkens in de richting van het naar boven uitslaande rolroer beweegt. Met een in de rechter kolom toegewezen schakelaar kan de mixer bij behoefte aan- resp. uitgeschakeld worden. Waarden van –150% tot +150% zijn mogelijk, CLEAR zet terug naar 0%.
De welfklep ondersteunt daardoor het effect van het hoogteroer en verhoogt zo de wendbaarheid om de dwarsas. Na selectie van SYM is een symmetrische en van ASY een voor hoogteroer “up” en “down” aparte instelling van het mixpercentage mogelijk. Waarden van –150% tot +150% zijn mogelijk, CLEAR zet terug naar 0%. Met een in de rechter kolom toegewezen schakelaar kan de mixer bij behoefte aan- resp. uitgeschakeld worden. De “normale” instelwaarden van deze mixer bedragen enkele tientallen procenten.
Details bij de instelling van een curvenmixer vindt u in het kader van de menubeschrijving “kanaal 1 curve” vanaf bladzijde 90. rolroer-differentiatie Het instelbereik van – 100% tot +100% maakt onafhankelijk van de draairichtingen van de rolroerservo’s een juiste aanpassing van de differentiatie mogelijk. Een waarde van “0%” komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen zenderzijdige differentiatie en “-100%” resp. “+100%” betekent de Split-functie.
modeltype: “2 RR 1 / 2 / 4 WK” Wannneer u in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “modeltype” (bladzijde 70) “2RR 1WK” heeft ingevoerd, moet het “vleugelmixermenu” van uw zender het volgende beeld laten zien: Heeft u in de regel “rolroeren/welfkleppen” van het menu “modeltype” (bladzijde 70) “2RR 2WK” resp.
modeltype: “2 RR 4WK” Wanneer u de servo’s, zoals op de bladzijden 37 e.v. beschreven werd, aan de ontvanger heeft aangesloten en in het menu “modeltype” (bladzijde 70) heeft uitgekozen, dan geven de afkortingen “RR”, “WK” en “WK2” de volgende kleppen aan: Omdat met de selectie van “2RR 4WK” het maximaal mogelijke aantal vleugelservo’s wordt benut, staan in de vleugelmixermenu’s en de ondermenu’s alle mogelijke opties onbeperkt ter beschikking.
Leg in deze regel vast, met welk percentage de rolroertrimming op “RR”, “WK” en eventueel “WK2” effect moet hebben. Het instelbare waardenbereik ligt tussen –150% en +150% van het verstelbereik van de trimhevel. CLEAR zet veranderde waarden terug naar de standaardwaarden volgens de afbeelding. “diff.” (differentiatie van de rolroerfunctie) (Bij “2 RR 1WK” een niveau hoger in het “vleugelmixer”-menu te vinden, zie afbeelding op de vorige dubbele bladzijde links boven.
Via SYM kan een symmetrische en via ASY een voor hoogteroer “up” en “down” aparte instelling van het mixpercentage plaatsvinden. Waarden van –150% tot +150% zijn mogelijk, CLEAR zet terug naar 0%. Belangrijke algemene aanwijzing: Met name in combinatie met de functies “▲RR▼” en ▲WK▲” moet u er op letten, dat de roeren en servo’s bij grote uitslagen niet mechanisch vastlopen! Stel eventueel de in het menu “servo-instelling” (bladzijde 74) aanwezige optie van een “uitslagbegrenzing” in.
c) combinatie van RR en WK als “Butterfly” In de Butterfly-positie (ook kraaien-positie genoemd) slaan beide rolroeren zoals al eerder beschreven naar boven uit en alle welfkleppen zover als mogelijk is naar beneden. Deze kleppenpositie is bedoeld om de glijhoek bij de landing te kunnen aansturen. Aanwijzing: Het uitdraaien van zowel de stoorkleppen alsmede de drie beschreven mixermogelijkheden (a … c) maakt het meestal nodig om de rechts beschreven mixer “HR-curve” toe te passen. “diff.-reduct.
CLEAR zet weer terug naar de standaardwaarde. rolroer 2 → 4 richtingsroer Met deze mixer bereikt u, dat bij het bedienen van de rolroer-stuurknuppel het richtingsroer volgens een ingestelde mate wordt meegenomen. Na keuze van het SEL-veld en een aansluitend kort indrukken van het draaielement kunt u met deze de gewenste waarde instellen. De mixrichting moet dusdanig worden gekozen, dat het richtingsroer telkens in de richting van het naar boven uitslaande rolroer beweegt.
helimixers vliegfasen-afhankelijke helicopter-mixers In dit menu worden met uitzondering van de mixers voor de autorotatiefase, die vanaf bladzijde 132 behandeld worden, alle vliegfasen-afhankelijke helimixers beschreven. Deze mixers zijn voor de basis-instelling van een helikoptermodel bedoeld.
programmering in details: Schakel eerst naar de gewenste vliegfase om, waarvan de naam op het display verschijnt, b.v. “normaal”. maken en wissen van steunpunten: Met de gas-/pitchstuurknuppel wordt in de grafiek een verticale lijn synchroon tussen de beide eindpunten “L” en “H” verschoven. De huidige stuurknuppelpositie wordt ook numeriek in de regel “ingang” aangeduid (-100% tot +100%).
afronden van de pitchcurve In het volgende voorbeeld is, zoals in het laatste onderdeel beschreven, de steunpuntwaarde 1 op +50%, steunpuntwaarde 2 op +90% en steunpuntwaarde 3 op +0% gezet. Deze “hoekige” curve kan automatisch door een druk op de knop worden afgerond. Druk daarvoor op de ENTER-toets links naast het “curve-symbool”: Aanwijzing: De hier getoonde curven dienen slechts als demonstratie en stellen geen echte pitchcurven voor.
• • Voor het hoverpunt, dat normaal gesproken in de middenpositie van de stuurknuppel ligt, moet de opening van de carburateur zó aan de pitchcurve zijn aangepast, dat het gewenste toerental van het systeem breikt wordt. In de minimum-positie van de gas-/pitchstuurknuppel moet de gascurve dusdanig zijn ingesteld, dat de motor met een ten op zichte van de stationairloop duidelijk hoger toerental draait en de koppeling aangrijpt.
Nu kunt u de stuurknuppel in de richting van de markeringslijn verschuiven, eventueel daar of in ieder geval in de buurt ervan een nieuw steunpunt maken, om in het momentele hoverpunt via het draaielement het gewenste toerental in te stellen. Wilt u echter het hoverpunt in het midden van de stuuruitslag leggen, dan hoeft u alleen maar de geoptimeerde waarde af te lezen en over te nemen voor het steunpunt in het midden. kanaal 1 → hekrotor Deze mixer is voor de statische draaicompensatie (DMA).
De mixwaarde kan tussen 0 en +100% worden gevariëerd. Met de correcte mixrichting wordt automatisch rekening gehouden. Bij de autorotatie-vliegfase wordt deze mixer automatisch uitgeschakeld. rol → hekrotor en nick → hekrotor Niet alleen een vergroten van de pitch maakt een bijbehorende draaimoment-compensatie via de hekrotor nodig, maar ook grote cyclische stuurbewegingen, zoals het eerder genoemde kantelen vamn de tuimelschijf in een willekeurige richting.
d.w.z. ,bij 0% autopiloot-reductie blijft het effect bij een bedienen van de hekrotorstuurknuppel constant, bij 50% wordt deze waarde verkleind tot de helft, wanneer het gekozen stuurelement, zoals hier getoond, tot +50% van de stuuruitslag wordt verschoven en pas bij >150% is deze waarde bij deze positie van de schuif al vóór een volledige uitslag van de hekrotor gereduceerd tot nul. autopiloot-effect links instelbereik stuurelement aan ingang 7 “Gyro 7” midden rechts stuurknuppeluitslag hekrotor 2.
resp. nick het mechanisch mogelijke maximum bereiken, zoals b.v. bij het 3D-helivliegen, dan bereikt bij een gelijktijdige uitslag van rol en nick de tuimelschijf een veel grotere uitslag dan normaal (rekenkundig 141%). Het mechaniek van de tuimelschijf kan uitslijten en in extreme gevallen kunnen b.v. de kogelkoppen losspringen.
• Hoger toerental voor de kunstvlucht bij een maximaal motorvermogen. In dit geval zal de gascurve ook bij het hovergedeelte moeten worden aangepast. De basis-instelling Hoewel pitch- en gascurven in de MX-24s zender in grote mate electronisch kunnen worden ingesteld, moet u alle aansturingen in het model volgens de aanwijzingen in de handboeken bij de helikopter al mechanisch correct worden ingesteld. Ervaren helikoptervliegers willen u zeker graag helpen bij deze afstellingen.
Deze afbeelding toont alleen veranderingen van de maximale pitchwaarde “H”. stuuruitslag Brengt u het model daarna weer in de hoverpositie, die bij een middenpositie van de K1-knuppel bereikt moet worden. Moet voor het hoverpunt de pitchknuppel nu vanuit de middenpositie in de richting van een hogere waarde bewogen worden, dan compenseert u deze afwijking door de pitchhoek bij het hoveren een beetje te verhogen, tot het model weer hovert bij een middenpositie van de knuppel.
helimixers instellingen voor de autorotatie De in dit display getoonde mogelijkheden komen in de plaats van de helimixers, wanneer u naar “autorotatie” of “autorotatie K1 pos.” omschakelt, d.w.z. één van de beide autorotatie-varianten moet actief zijn (zie menu “basis-instellingen model”, bladzijde 66). Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelikopter in staat, om bijvoorbeeld na het uitvallen van de motor veilig te landen.
Deze (vaste) standaardwaarde kan met het K1-trimelement ook nog worden gevarieerd, als in de in het menu “knuppelinstelling” (bladzijde 77) te vinden regel “pitch/gas” “AR gas” wordt gekozen. In dit geval heeft het K1-trimelement uitsluitend effect in de autorotatie-vliegfase. De positie ervan kan echter ook buiten deze vliegfase om worden gewijzigd.
algemene opmerkingen bij de vrij programmeerbare mixers Op de voorafgaande bladzijden zijn in het kader van de beschrijving vande beide menu’s “vleugelmixers” en “helimixers” een heel aantal kant-en-klare mixers beschreven. De principes van de bediening en de betekenis werden u bovendien op bladzijde 110 al uit de doeken gedaan.
vrije mixers lineaire- en curvenmixers Voor elk van de modelgeheugenplaatsen 1 tot 40 staan er 8 lineaire- … … en 4 curvenmixers met de extra mogelijkheid van niet-lineaire stuurcurven ter beschikking: Het menu “MIX akt./fase” (bladzijde 142) maakt het verder nog mogelijk, vliegfasen-afhankelijk alleen bepaalde mixers te activeren. In het menu “vrije mixers”zijn dan de afgesloten mixers in de bijbehorende vliegfase verborgen.
het mixerneutraalpunt moet verschuiven, dan zet of laat u de voorgeprogrammerde mixers op “0%” en vervangt u ze door een vrije mixer. mixer wissen Om een al gedefiniëerde mixer eventueel weer te wissen, kiest u de desbetreffende regel uit en wisselt dan eventueel met het draaielement naar het SEL-veld onder de kolom “van”. Na het activeren ervan door een kort indrukken van het draaielement –het inverse veld springt naar de gekozen mixerregel – drukt u gewoon op de CLEAR-toets.
ingestelde mixpercentage. Het effect van stuurelement “6” reikt in dit geval dus tot aan uitgang “8”. Een dergelijke serieschakeling kan willekeurig voortgezet worden, zodat b.v. via een andere mixer “8 → 12” het stuurelement-signaal van “6” via de diverse mixpercentages effect heeft tot aan uitgang “12”. Natuurlijk blijft ook bij de serieschakeling iedere individuele mixer via het bijbehorende stuurelement van de mixeringang bestuurbaar.
De mixercurven worden voor elk van de in totaal 12 mixers op een tweede display-bladzijde geprogrammeerd. Kies met het draaielement de regel van de gewenste mixer uit en wissel dan met het draaielement naar de pijltoets “→”. Na een korte druk op het draaielement resp. via de ENTER-toets komt u op de bladzijde met de grafieken.
symmetrische mixpercentages Nu worden de mixwaarden boven en onder het mixerneutraalpunt - gebaseerd op de huidige positie van het mixerneutraalpunt – gedefinieerd. Kiest u het SYM-veld, om de mixwaarde symmetrisch bij het zojuist ingestelde Offsetpunt vast te leggen. Na kort indrukken van het draaielement legt u de waarden in de beide linker inverse velden tussen –150% en +150% vast.
gevormd, is onbelangrijk, omdat de steunpunten automatisch altijd van links naar rechts voortdurend opnieuw worden doorgenummerd. voorbeeld: U zou nu in deze positie van het stuurelement tussen “L” en “H” het 3e steunpunt kunnen maken. wissen van steunpunten Om één van de gemaakte steunpunten tussen “L” en “H” weer te kunnen wissen, moet de stuurknuppel op het desbetreffende steunpunt worden gebracht. Het nummer van dit steunpunt en de bijbehorende waarde (“OUTPUT”) worden in de regel “punt” getoond.
2. Wissel nu met het draaielement naar ASY en stel – nadat u de geselecteerde schakelaar in de mixer-AAN-positie heeft gebracht – na een kort indrukken van het draaielement het gewenste mixpercentage in.
MIX actief / fase vliegfasen-afhankelijke mixerkeuze Afhankelijk van de vliegfase kunnen de “vrije mixers” van het vorige menu gedeactiveerd resp. geactiveerd worden. Geheel naar eigen keuze heeft u dus de mogelijkheid, om bepaalde mixers aan bepaalde vliegfasen toe te wijzen. Schakel eerst om naar de gewenste vliegfase en blader door dit menu met ingedrukt draaielement. De mixers van het menu “vrije mixers” worden getoond in de middelste kolom.
kruismixers parallele en tegengestelde koppeling van 2 stuurkanalen De vier kruismixers koppelen een evenwijdige “▲ ▲” en een tegengestelde “▲ ▼” stuurfunctie op dezelfde manier als een V-staart-mixer, maar dan bij een vrije kanaalkeuze en een willkeurige differentiatie van de tegengestelde functie. Softwarematig zijn zulke “kruismixers” al voor de beide rolroerservo’s aan de ontvangeruitgangen 2 en 5 en voor de beide welfkleppenparen aan de uitgangen 6 en 7 en eventueel 9 en 10 gerealiseerd.
Tip: Alle instellingen kunt u direct in het menu ”servo-aanduiding” controleren. Verdere voorbeelden van deze toepassing: • • Model met 2 richtingsroeren met differentiatie en spreiding (b.v. gepijld staartloos model): Kruismixer 1: “▲ 8 ▲” en ▲SR ▼, diff. = -75%. Bij bedienen van het richtingsroer loopt de tweede, aan uitgang 8 aangesloten servo mee. (Bij deze programmering kan voor de richtingsroeren een differentiatie worden ingesteld.
Fail-Safe-instelling Fail Safe in de modulatiesoort “PCM20” Dit menu verschijnt in de multifunctielijst ALLEEN IN DE PCM20-ZENDMODUS. Deze modulatiesoort moet in het geheugenplaats-specifieke menu “basis-instellingen model” van te voren worden ingevoerd. De PCM20-modulatie betreft alle ontvangers met “mc”in de typeaanduiding (mc-12, mc-18, mc-20, DS 20 mc enz.). De Fail-Safe-programmering in de modus SPCM20 wordt hierna besproken.
Het opslaan wordt op het display na een kort indrukken van het draaielement gedurende een korte tijd getoond: De FAIL-SAFE-servoposities kunnen op elk moment door keuze van het menupunt en opslaan van de actuele zenderinstelling weer worden overschreven. Opmerking: Voor de, afhankelijk van het type PCM-ontvanger, aanwezige uitgangen 9 en 10 staan er geen instelbare Fail-Safeposities ter beschikking; de beide hier aangesloten servo’s gaan in het geval van een storing naar de middenpositie.
Fail-Safe-instelling Fail Safe in de modulatiesoort “SPCM20” Dit menu verschijnt in de multifunctielijst ALLEEN IN DE SPCM20-ZENDMODUS. Deze modulatiesoort moet in het geheugenplaats-specifieke menu “basis-instellingen model” van te voren worden ingevoerd. De SPCM20-modulatie betreft alle ontvangers met “smc”in de typeaanduiding (smc-19, smc-20, smc-19 DS, smc-20 DS enz.). De Fail-Safe-programmering in de modus PCM20 werd in het vorige onderdeel uitgelegd en de APCM24-modus vindt u hier rechts.
Fail-Safe-instelling Fail Safe in de modulatiesoort “APCM24” Dit menu verschijnt in de multifunctielijst ALLEEN IN DE APCM24-ZENDMODUS. Deze modulatiesoort moet in het geheugenplaats-specifieke menu “basis-instellingen model” van te voren worden ingevoerd. De APCM24-modulatie betreft alle ontvangers met “amc”in de typeaanduiding. De Fail-Safe-programmering in de PCM20- en SPCM20-modus werd in het vorige onderdelen uitgelegd.
leraar/leerling verbinding van twee zenders voor leraar/leerling-toepassingen De zender MX-24s is aan de achterzijde van de zender standaard voorzien van een DSC-bus. Deze is geschikt om niet alleen – zoals op bladzijde 18 beschreven – een vliegsimulator en de diagnosekabel Best.-Nr 4178.1 aan te sluiten, maar ook om de zender te integreren in een leraar-/leerlingsysteem. (Een “leraar-gebruik” kan ook via de apart aan te schaffen leraar-/PCmodule Best.-nr. 3290.22 plaatsvinden, zie aanhangsel.
De stuurfuncties van de leerlingzender MOETEN zonder tussenschakeling van welke mixers dan ook direct op de stuurkanalen, d.w.z. de ontvangeruitgangen, effect hebben! Bij zenders van de “mc” of “mx“-serie kunt u het beste een vrij modelgeheugen van het benodigde modeltype ( “vleugel” of “heli”) activeren, van de modelnaam “leerling” voorzien en de stuurtoewijzing (mode 1 … 4) en “gas min naar voren/achteren” aanpassen aan de gewoonten van de leerling.
leraar-zender MX-24s leraar-zender MX-24s met leraar/PC-module Best.-nr. 3290.22 leraar-/leerlingkabel Best.-nr. 4179.1 leraar-/leerlingkabel Best.-nr. 3290.7 leraar-/leerling-glasvezelkabel Best.-nr. 3290.4 of ECO-kabel Best.-nr. 3290.5 leerling-zender met DSC-bus leerling-zender met leerling-module Best.-nr. 3290.3, 3290.10, 3290.33 van het opto-electronische systeem mx-12, mx-16s, mx-22, mx24s en, inzoverre met DSC-bus Best.-nr. 3290.
Bij de verbinding van de leraar-zender met een leerling-zender via de kabel moet de stekker met de aanduiding “M” (Master) in de leraarmodule en de stekker “S” (Student) in de leerlingmodule worden bevestigd. De keuze van de individueel over te geven functies vindt plaats in het menu “leraar/leerling” (bladzijde 150) van de leraarzender, die naar keuze in de modulatiesoort PPM10, PPM18, PPM24, PCM20, SPCM20 of APCM24 kan worden gebruikt.
algem. instellingen basis-instellingen van de zender In dit menu worden algemene basis-instellingen ingevoerd …zenderspecifieke zoals b.v. de naam van de eigenaar, maar ook vaste instellingen voor nieuw aan te maken modelgeheugens. Kiest u de desbetreffende regel uit met ingedrukt draaielement en drukt u daarna kort op dit draaielement.
“mode 3” “mode 4” (pitch rechts) (pitch links) nick roll pitch hek pitch roll nick hek standaard instelling modulatie De zender MX-24s maakt onderscheid tussen 6 verschillende soorten modulatie, en wel: 1. PCM20: systeemnauwkeurigheid van 512 stappen per stuurfunctie voor ontvangers van het type “mc”en “DS mc” 2. SPCM20: Super-PCM modulatie met hoge systeemnauwkeurigheid van 1024 stappen per stuurfunctie voor ontvangers van het type “smc” en “R330”. 3.
servo-aanduiding aanduiding van de servo-posities De actuele positie van ieder aparte servo, rekening houdend met de stuurelement- en servo-instellingen, wordt in een balkdiagram exact tussen –150% en +150% van de normale stuuruitslag aangetoond. 0% komt precies overeen met de middenpositie van de servo.
invoer-slot afsluiten van de multifunctielijst De toegang tot het multifunctie-menu kan tegen gebruik door onbevoegden door een 4-cijferige geheime code uit de cijfers 1 tot 4 , die u via het linker toetsenveld invoert, worden beveiligd.
MX-24s-programmeertechniek voorbereidende maatregelen met als voorbeeld een vleugelmodel Modellen programmeren in een MX-24s … … is eenvoudiger, dan dat het op het eerste gezicht misschien lijkt! Een eerste voorwaarde voor een juiste en snelle programmering is echter, en dat geldt niet alleen voor de MX-24s, maar in principe voor alle programmeerbare zenders, de mechanisch correcte inbouw van alle radiobesturings-componenten in het model! Uiterlijk bij het aansluiten van de aansturingen moet er daarom op ge
Hoe dan ook, uiterlijk nu, direct voor het begin van een modelprogrammering, moet u nadenken over een zinvolle toewijzing van de stuurorganen.
eerste stappen bij de programmering van een nieuw model voorbeeld: vleugelmodel met twee rolroeren en (voorlopig) zonder motor Bij de eerste inbedrijfname van een nieuwe zender moeten eerst in het keuzemenu … “algemene instellingen “ (bladzijde 154) … enkele basis-instellingen worden ingevoerd.
modelgeheugen de uit het menu “algemene instellingen” overgenomen standaarden voor “stuurtoewijzing” en “modulatie” gecheckt en eventueel veranderd worden. Op dezelfde manier kunnen hier het aantal trimstappen (aantal digitale trimstappen bij iedere “klik van de trimhevel”) van de digitale trimming - apart voor ieder van de 4 trimhevels – ingesteld worden.
De volgende instellingen hebben alleen betrekking op een model met een “normale” staart; voor modellen met een V-staart kunnen de instellingen praktisch ongewijzigd worden overgenomen. Deze gegevens kunnen voor een delta-/staartloos model niet zo eenvoudig worden overgenomen. Een speciaal programmeervoorbeeld vindt u op bladzijde 188.
“vleugelmixers” (bladzijde 110) …bezighouden, waarin, afhankelijk van de in het menu “modeltype” (bladzijde 70) gemaakte voor-instellingen verschillende opties te zien zijn. Omdat we ons in dit gedeelte bezighouden met een model met maar 2 servo’s in de vleugels, wordt het vanaf bladzijde 116 beschreven multi-kleppen-menu hier niet getoond.
“Dual Rate/Exponential” (bladzijde 86) … aanpassen aan de eigen gewoonten en eisen. Met “Dual Rate” wordt de grootte van het stuureffect van de stuurknuppel ingesteld. Zijn de maximale uitslagen daarentegen in orde, maar zijn alleen de reacties om de neutraalpositie voor fijngevoelig sturen te giftig, dan komt (ook nog) de “Exponential”-functie in actie. Wordt er ook een schakelaar toegewezen, dan kan tijdens het vliegen zelfs tussen twee verschillende Dual-Rate-/Expo-instellingen worden omgeschakeld.
invoegen van een electro-aandrijving in de modelprogrammering Een electro-aandrijving kan op verschillende manieren worden ingeschakeld. De eenvoudigste methode, om een e-motor in de programmering in te voegen, bestaat in het gebruik van de gas-/remknuppel. Omdat deze in de hiervoor beschreven programmering al voor het remsysteem is ingezet, is óf de vanaf bladzijde 167 beschreven om schakelbare oplossing óf de toepassing van een alternatief stuurelement nodig.
voorbeeld 1 gebruik van het rechter- resp. linker proportionele stuurelement 9 resp. 10 Aan de ontvangerkant is een motorregelaar (vaartregelaar) nodig. Met deze stuurelementen is de invoeging relatief eenvoudig. Na toewijzing van één van de beide stuurelementen in het menu “instelling stuurelement” moet de regelaar aan de bijbehorende aansluiting van de ontvanger worden verbonden – in deze voorbeeldprogrammering is dit de ingang “9”.
Afwijkend van de beschrijving daar is alleen de soort weergave van de uitgekozen schakelaar in het display van het menu … “instelling stuurelement” (bladzijde 78) Ook hier wisselt u met ingedrukt draaielement naar de regel van de vliegfasen-onafhankelijke ingang “9”. Zoals bij voor beeld 1 wordt in de tweede kolom SEL door een kort indrukken van het draaielement geactiveerd en dan de gewenste schakelaar, hier “1”, vanuit de gewenste motor-UIT-positie in de richting motor AAN bediend.
In de volgende stap moet er nu voor gezorgd worden, dat de werking van de K1/knuppel op de motor kan worden beïnvloed. Wissel daarvoor naar het menu … “fasen-instelling” (bladzijde 100) … en wijs aan de “fase 1” met een korte druk op het draaielement en aansluitende selectie uit een lijst een voor u duidelijke naam toe, bijvoorbeeld “normaal”. De ster in de rechter kolom wijst aan, welke fase op dit moment actief is. Zolang er nog geen fasen-schakelaar is toegekend, is dit nog altijd fase 1.
voren/achteren” op –100% of op dezelfde manier een eventueel van 100% afwijkende instelling van de servo-uitslag). In deze vliegfase stuurt de K1-knuppel dan alleen nog het omhoogzetten van de rolroeren en eventueel het uitdraaien van de welfkleppen met het neutraalpunt in de bij Offset gekozen positie van het K1-stuurelement.
bediening van de klokken door stuurelement of schakelaar voorbeelden 4 en 5 van de voorafgaande bladzijden Heeft u in het kader van de op de vorige bladzijden beschreven modelprogrammering voor voorbeeld 4 (bladzijde 167) of 5 (bladzijde 169) gekozen of gebruikt u geheel onafhankelijk van deze voorbeeldprogrammeringen de K1-stuurknuppel (gas/remknuppel) voor de vermogensregeling van uw model, dan kunt u een stuurelement-schakelaar voor het automatisch inresp. uitschakelen van de stopwatch toepassen.
In de basis-aanduiding drukt u eerst bij een stilstaande stopwatch op de CLEAR-toets, zodat de stopwatch omschakelt naar de “timer”-functie. Start en stop dan de klok via het stuurelement van de motorsturing.
parallel lopende servo’s Vaak is er een tweede, parallel lopende servo nodig, wanneer b.v. de in de vleugels ingebouwde rem- resp. stoorkleppen of het linker en rechter hoogteroer of een dubbel richtingsroer door ieder één servo bediend moeten worden of één groot roer door twee servo’s tegelijk moet worden aangestuurd. Hetzelfde geldt, wanneer hoge stelkrachten een tweede servo nodig maken. Deze taak zou ook opgelost kunnen worden door de beide servo’s via een V-kabel gewoon met elkaar te verbinden.
2 hoogteroerservo’s We willen twee hoogteroerservo’s “parallel schakelen”. Volgens het overzicht van de ontvanger-uitgangen, zie vanaf bladzijde 37, is voor de aansluiting van de tweede hoogteroerservo de ontvangeruitgang 8 bedoeld. Aan de software-kant werd hiermee rekening gehouden, door een bijbehorende mixer al van te voren te configureren.
toepassen van vliegfasen Binnen ieder modelgeheugen kunnen maximaal 8 verschillende vliegfasen (vliegtoestanden) met van elkaar verschillende instellingen worden geprogrammeerd. Elk van deze vliegfasen kan via een schakelaar of een schakelaarcombinatie worden opgeroepen. Op een eenvoudige manier kunt u zo tussen verschillende instellingen, die voor de diverse vliegtoestanden zoals b.v. “normaal”, “thermiek”, “speed”, “afstand” enz. geprogrammeerd zijn, comfortabel tijdens het vliegen omschakelen.
“fasentoewijzing” (beschrijving bladzijde 104) Eerst het schakelaar-symbool onder “C” uitkiezen, het draaielement kort indrukken en de schakelaar in de eindpositie brengen. Schakelaar weer terugbrengen naar de middenpositie. Aansluitend het schakelaar-symbool onder “D” uitkiezen en na een kort indrukken van het draaielement de schakelaar in de andere eindpositie brengen. De schakelaar is geprogrammeerd. Daarna moeten de desbetreffende schakelaar-posities aan de bijbehorende vliegfasen worden toegewezen.
5e stap De eventueel nodige fasenspecifieke trimming van het hoogteroer vindt plaats met behulp van de digitale trimming van de hoogteroer-stuurknuppel. Dit onder de voorwaarde, dat u in het menu “knuppel-instelling” – zoals aan het begin van dit voorbeeld werd uitgelegd – in ieder geval de hoogteroertrimming op “fase” heeft gezet.
Begin de nieuwe programmering van het model in een nog vrij modelgeheugen. In het menu “basis-instellingen model” voert u de naam van het model in en kiest u de voor u geldende stuurtoewijzing en het ontvangertype uit. In het menu … “modeltype” (bladzijde 70) … laat u de “motor aan K1” op “geen” en het staarttype op “normaal”. In de regel “rolroeren/welfkleppen” daarentegen stelt u “2 RR 2 WK” in. In de regel “rem” programmeert resp.
… legt u vast, met welk percentage de beide kleppenparen “RR” en “WK” bij de rolroersturing moeten volgen. Controleer bij de instellingen van de parameterwaarden ook, of de rolroeren in de juiste richting uitslaan. Het instelbereik van –100% … +100% maakt het mogelijk, om onafhankelijk van de draairichtingen van de servo’s, de juiste uitslagrichting in te stellen. RR-tr. Hier ligt u vast , met welk percentage de rolroertrimming effect moet hebben op de RR en WK. Diff.
“logische schakelaars” (bladzijde 97) Hier activeert u eerst het linker, al inverse schakelaarveld en beweegt u daarna de door u voor het omschakelen tussen de vliegfasen gekozen 3-standen-schakelaar, bijvoorbeeld SW 9 + 10, vanuit zijn middenpositie naar achteren, dus richting SW 9. Daarna beweegt u de K1-stuurknuppel naar ongeveer de middenpositie. Dan wisselt u met het draaielement naar het rechter schakelaarveld en activeert u de schakelaar-toewijzing met een kort indrukken van het draaielement.
Omdat we al enkele instellingen in vliegfasen-afhankelijke menu’s, b.v. in het vleugelmixers-menu, toegepast hebben, kopiëren we deze instellingen vervolgens naar de vliegfase “thermiek”. Roep daarvoor het menu … “kopiëren/wissen” (bladzijde 60) … op en wissel naar de regel “kopiëren vliegfase”: In “kopiëren van fase” zijn er 8 mogelijke vliegfasen opogesomd: 1. Kies de te kopiëren vliegfase uit, dus “1 normaal”. 2.
In het “multi-kleppen-menu” van het menu … “vleugelmixers” (bladzijde 110) verandert u daarna in de vliegfase “thermiek” alleen de waarden voor “WK-pos” en “▲WK▲”: WK-pos: Hier positioneert u in de vliegfase “thermiek” de RR en WK voor het geval, dat tijdens het vliegen het toegewezen stuurelement (proportionele stuurelement, INC-/DEC-toets of 3-standen-schakelaar) zich in zijn neutrale resp. middelste positie bevindt.
sturing van tijdsgestuurde bewegingen door middel van tijdsvertraging en curvenmixers Een interessante, maar minder bekende mogelijkheid van de MX-24s-software is, om via een schakelaar bijna geheel willekeurige servobewegingen met een duur van maximaal 9,9 seconden te kunnen maken. Aan de hand van enkele voorbeelden willen we hieronder uitleggen, hoe iets dergelijks geprogrammeerd kan worden. Gebruiksmogelijkheden zijn er zeker te vinden, wanneer men zich eerst met de mogelijkheden vertrouwd heeft gemaakt.
“instelling stuurelement” (bladzijde 78) … aan het gebruikte stuurkanaal in plaats van het uitgekozen proportionele stuurelement – in deze voorbeelden “stuurel. 5” aan kanaal “9” – een willekeurige schakelaar toegewezen (b.v. “9”) en in de kolom “- tijd +” de gewenste SYMmetrische of ASYmmetrische tijd ingevuld, waarbinnen de functie plaats moet gaan vinden. Aanwijzing: Denk er bij de toewijzing van schakelaars altijd aan, dat u met één schakelaar ook meerdere functies kunt bedienen! Dus b.v.
8-kleppen-vleugel De MX-24s ondersteunt standaard de comfortabele aansturing van maximaal 6 servo’s voor de rolroer/welfklep-functie. Zijn de vleugels voorzien van 8 kleppen, dan kan men door het toepassen van een kruismixer en van maximaal vier vrije mixers er nog twee als binnenste rolroeren/welfkleppen aansturen, zie onderstaande afbeelding. Hieronder willen we een model zonder motoraandrijving en zonder stoorkleppen in de vleugels onder de loep nemen.
De instellingen tot nu toe kunt u in het menu “servo-aanduiding” controleren: • Bij rolroersturing bewegen de servo’s 6 + 7, 9 + 10 en 11 + 12 net zo als de servo’s 2 + 5. De rolroer-trimhevel heeft effect op al deze servo’s. • … de K1-stuurknuppel bedient eventueel alleen de aan ontvangeruitgang 1 aangesloten servo. Let op: Bij het bedienen van de rolroeren bewegen de balken van “servo-aanduiding” dezelfde kant op, bij bediening van de welfkleppen tegengesteld.
Aanwijzing: Of u een positieve of negatieve Offset moet instellen, hangt o.a. van de inbouw van servo’s af. Wilt u echter als alternatief … variabele welfkleppenposities per vliegfase met één van de beide INC-/DEC-toetsen, … dan kunt u de basisposities van alle 8 kleppen ook nog via één enkel stuurelement vliegfasenspecifiek variëren.
rem-instellingen In het ondermenu “rem-instellingen” van het menu “vleugelmixers” kunt u instellen, dat de rolroeren 2 + 5 naar boven en de welfkleppenparen “WK” (6 + 7) en “WK2” (9 + 10) naar beneden uitslaan, terwijl parallel daaraan eventueel het hoogteroer bijgtrimd wordt (zie bladzijde 120). Om er voor te zorgen, dat het remsysteem volgens uw wensen op de K1-stuurknuppel reageert, moet het mixerneutraalpunt (Offset) aan het remsysteem aangepast worden.
delta- en staartloos model Wat in het begin van de vleugelmodel-programmering op bladzijde 158 aan algemene opmerkingen over de inbouw en de afstemming van de RC-installatie in een model werd gezegd, geldt natuurlijk ook voor delta- en staartloze modellen! Daarbij horen ook de opmerkingen over het invliegen en het verfijnen van de instellingen tot aan de programmering van vliegfasen. Delta- en staartloze modellen onderscheiden zich al qua uiterlijk door hun eigen, karakteristieke vorm resp.
Delta/staartloos van het type: “2RR 1 / 2/ 4 WK” Bij Delta/staartloze modellen met meer dan twee kleppen kunnen meer momentkrachten worden gecompenseerd. Zo kan b.v. het door het omhoogzetten van de rolroeren veroorzaakte “pompen” (=hoogteroereffect “up”) door het laten zakken van de welfkleppen (=hoogteroereffect “down”) worden teniet gedaan.
van curvenmixers, om een ondersteunend effect van het buitenste roerenpaar pas bij extreme knuppeluitslagen in de richting hoog/laag te bereiken, is hier “alles” mogelijk. De auteur zelf gebruikt voor zijn model een curvenmixer, die door in totaal 4 punten is gedefinieerd: In dit voorbeeld bevinden de beide steunpunten 1 en 2 zich op elk 0%, het linker randpunt op + 60% en het rechter randpunt op – 65%; tenslotte werd de curve door het bedienen van de ENTER-toets afgerond.
F3A-model F3A-modellen horen tot de categorie van motoraangedreven vleugelmodellen. Ze worden door een verbrandingsmotor of een electromotor aangedreven. Modellen met een electromotor zijn niet alleen toegestaan in de internationale kunstvluchtklasse F5A, maar ondertussen ook in de internationale model-kunstvluchtklasse F3A absoluut concurrerend.
Eventueel is het ook noodzakelijk, voor het bedienen van het landingsgestel en de sproeiernaaldverstelling via het menu … “instelling stuurelement” (bladzijde 78) … aan een bepaalde ingang een bijbehorend bedieningselement toe te wijzen, bijvoorbeeld voor het landingsgestel één van de AAN/UIT-schakelaars aan ingang 6 en voor de sproeiernaaldverstelling één van de beide INC/DEC-stuurelementen, b.v. stuurelement 5 aan de ingang 7.
Controleer deze instelling echter nooit tijdens het vliegen, door de zender even uit te zetten! Vanwege de direct na het inschakelen verschijnende veiligheidvraag “HF inschakelen ja/nee” zal het u nauwelijks lukken, om de HF-afstraling weer op tijd te activeren. Omdat F3A-modellen in de regel twee rolroerservo’s hebben, is het erg praktisch om deze tijdens het landen omhoog te zetten. Daardoor landt het model in de meeste gevallen iets langzamer en in ieder geval stabieler.
instelling asymmetrisch. De bijbehorende waarden tijdens het vliegen bepalen. Meestal zijn hier relatief kleine mixwaarden voldoende, die onder de 10% liggen, maar per model kunnen verschillen. Bij het toepassen van de curvenmixers kunnen de mixverhoudingen nog nauwkeuriger aan de desbetreffende uitslag van het richtingsroer worden aangepast. Ook daarvoor kan men geen waarden aangeven, omdat dit te modelspecifiek zou zijn.
helikoptermodel In dit programmeervoorbeeld gaan we er van uit, dat u zich al bezig heeft gehouden met de beschrijving van de verschillende menu’s en dat de principes van de bediening u duidelijk zijn. Bovendien moet de helikopter volgens de bijbehorende handleiding mechanisch gezien exact zijn opgebouwd. De electronische mogelijkheden van de zender zijn er in geen geval voor bedoeld, om grove mechanische fouten weg te poetsen.
De aanduiding wisselt direct naar de basis-aanduiding , wanneer u de keuze door een kort indrukken (of ENTER) bevestigt. Verschijnt de waarschuwing “gas te hoog”, dan kan dit door een bewegen van de pitchknuppel naar de minimumpositie worden gewist. Het nieuw aangemaakt modelgeheugen moet nu de bijbehorende naam krijgen, die in het menu … “basis-instellingen model” (bladzijde 66) … geprogrammeerd wordt.
accu vrij of speciale functie vrij of speciale functie vrij of toerenregeling vrij of autopiloot-gevoeligheid motorsturing vrij of nick (2) –servo bij 4-punts-aansturing hekrotor-servo (autopiloot-/gyrosysteem) nick (1)-servo roll (1)-servo pitch of roll(2) of nick (2)-servo De mixpercentages en mixrichtingen van de tuimelschijfservo’s voor pitch, roll en nick zijn in het menu … “TS-mixer” (bladzijde 145) …al ingesteld op elk + 61%.
Daarmee heeft u de basis-instellingen van de zender afgesloten, zoals die bij latere modelprogrammeringen steeds weer nodig is. De eigenlijke heli-specifieke instelling vindt met name plaats in het menu … “helimixers” (bladzijde 122) Meteen in de eerste regel verschijnt de functie “pitch”. Een kort indrukken van het draaielement wisselt naar het bijbehorende ondermenu.
d.w.z. dat de gasservo naar een vaste waarde geschakeld is, die als volgt kan worden ingesteld: Ga met ESC terug naar de mnulijst. Zolang u zich nog in de autorotatie-fase bevindt, worden er nieuwe ondermenu’s getoond, en wel: Belangrijk is de regel “gaspositie AR”. De waarde rechts stelt u afhankelijk van de draairichting van de servo op ongeveer + 125% of – 125% in.
verdere instellingen Met dit programmeervoorbeeld heeft u een helikopter met een basis-afstemming voor de hovertraining en eenvoudige rondvluchten. Afhankelijk van de vliegervaring kunnen er natuurlijk ook meer functies geactiveerd worden. Wilt u met verschillende toerentallen en trimmingen vliegen, dan activeert u de zogenaamde “vliegfasen”, die via toegewezen schakelaars opgeroepen kunnen worden.
De vóór de toewijzing van een fase-schakelaar gemaakte model-instellingen bevinden zich nu in de fase 1 (“normaal”). Dat is de vliegfase, die na de bovenstaande vastlegging in de middenpositie van de schakelaar wordt opgeroepen. Deze al in de praktijk beproefde normale instelling kan naar de andere vliegfase gekopieerd worden, zodat eerst in iedere fase op dezelfde manier gevlogen kan worden. Daarvoor neemt u het menu “kopiëren/wissen”, bladzijde 60.
In het menu “servo-aanduiding” kunt u controleren, of onafhankelijk van de positie van het stuurelement de aangeduide “servo-uitslag” van het kanaal 8 bij –100% (resp. bij –125%) blijft steken. Daarmee is de regelaar, die immers volgens onze opdracht bij –100% “uitgeschakeld” moest zijn, betrowbaar uit. In de “hover”-vliegfase (fase 2) moet een laag hovertoerental van ongeveer 1350 toeren per minuut worden ingesteld. Daarvoor schakelt u om naar de bijbehorende vliegfase en kiest u weer “ingang 8” uit.
toebehoren leraar/PC-module voor mx-22 Best.-nr 3290.22 Nodig voor het gebruik van de zender mx-22 resp. MX-24s als leraar-zender en voor de data-transfer. De module wordt in de zender ingebouwd. De 14-polige stekkerlijst wordt met de bijbehorende bus op de zenderprint verbonden. De passende openingen zijn al aanwezig. Een inbouw-handleiding bevindt zich bij de set. Aan de aansluitbus wordt de opto-electronische glasvezelkabel ( Best.-nr.3290.4) of alternatief de Eco-kabel (Best.nr.3290.5) aangesloten.
PC-interface-kabel mc-22(s), mx-22 en MX-24s/PC Best.-nr. 4182.9 Nodig voor de communicatie (kopiëren en opslaan) tussen zender mc-22(s)/mx-22MX-24s en een IBM-compatiblePC. Aan de zenderkant is de leraar/PC-module, Best.-nr. 3290.2 nodig. De benodigde software is bijgevoegd. USB-PC-Interface mc-22(s), mx-22 en MX-24s/PC Best.-nr. 4185 Nodig voor de communicatie (kopiëren en opslaan) tussen zender mc-22(s)/mx-22MX-24s en een IBM-compatiblePC zonder seriële poort.
toegelaten frequenties in de verschillende landen van de EU Het gebruik van een radiobesturingsinstallatie is alleen op de in het desbetreffende EU-land nationaal toegelaten frequenties/kanalen toegestaan! Let op de wettelijke verordeningen. Het gebruik van een radiobesturingsinstallatie op daarvan afwijkende frequenties/kanalen is verboden. Wanneer u geen PLL-SYNHESIZER-ontvanger heeft, alleen originele GRAUPNER-kristallen gebruiken, zie GRAUPNER hoofdcatalogus.
garantie-certificaat service-adressen Wij geven op dit produkt een garantie van 24 maanden De Fa. Graupner GmbH &Co. KG, Henriettenstraße 94-96 Kircheim / Teck verleent vanaf de datum van aankoop 24 maanden garantie op dit product. De garantie geldt alleen voor de al bij aankoop van het product aanwezige materiaal- of functiegebreken. Schade die door slijtage, overbelasting, foutieve toebehoren of onvakkundige behandeling toegebracht is, is van garantie uitgesloten.
conformiteitsverklaring
eigen notities
Trefwoordenlijst
Wijzigingen en levermogelijkheden voorbehouden. Levering uitsluitend door de vakhandel. Verkoopadressen kunnen worden aangevraagd. Hoewel de informatie in deze handleiding zorvuldig werd samengesteld en gecontroleerd, is de Fa. Graupner niet voor fouten, onvolledigheden en drukfouten aansprakelijk. Graupner behoudt zich het recht voor, de beschreven software- en hardware-specificaties op elk moment zonder aankondiging te wijzigen.