Operation Manual

Met een kleine schroevendraaier of een naald voorzichtig het middellste lipje van de stekker iets omhooghalen
(1), rode kabel lostrekken (2) en met isolatieband tegen mogelijke kortsluiting beveiligen (3).
Rood
* Battery Elimination Circuit
ontvangeraccu
Om ongecontroleerde bewegingen van de aan de ontvanger aangesloten servo’s te vermijden, bij het inschakelen
eerst de zender, dan de ontvanger aanzetten en bij het stoppen eerst de ontvanger, dan de zender uitzetten.
Reikwijdte-test:
Vóór ieder gebruik moet de correcte functie van alle stuurfuncties worden getest en een reikwijdtest op de grond
met ingeschroefde en uitgetrokken zenderantenne worden uitgevoerd. Een eventueel aanwezige motor aanzetten,
om de storingsgevoeligheid te testen.
Begripsdefinities en functiebeschrijvingen
stuurfunctie, stuurelement (Control), functie-ingang, stuurkanaal, mixer, externe schakelaar,
stuurelement-schakelaar
Om u de omgang met het mx-22 handboek te vergemakkelijken vindt u op de volgende bladzijden een aantal
definities van begrippen, die in de tekst telkens weer gebruikt worden, evenals een blokschakel-diagram van het
signaalverloop vanaf het desbetreffende bedieningselement van de zender tot aan de signaaloverdracht via de
zenderantenne.
stuurfunctie
Onder “stuurfunctie” verstaat men – eerst maar onafhankelijk van het signaalverloop in de zender- het voor een
bepaalde stuurfunctie opgewekte signaal. Bij vliegtuigen zijn dit b.v. gas, richtingsroer of rolroer, bij helicopters
b.v. pitch, rollen of nicken. Het signaal van een stuurfunctie kan direct naar één resp. via een mixer naar
meerdere stuurkanalen worden geleid. Een typisch voorbeeld voor het laatstgenoemde zijn aparte rolroerservo’s
of het toepassen van twee roll- of nickservo’s bij helicopters. De stuurfunctie veroorzaakt een directe relatie
tussen de uitslag van een bepaald stuurelement en de bijbehorende servo. Deze relatie kan softwarematig
gewijzigd worden, zelfs de uitslag-karakteristiek kan van lineair tot extreem exponentiëel worden gemodificeerd.
Stuurelement of Control
Onder “stuurelement” resp. “Control” verstaan we de direct door de piloot bediende besturingselementen,
waarmee de aan de ontvanger aangesloten servo’s, regelaars etc. bestuurd kunnen worden. Daartoe behoren:
de beide kruisknuppels voor de stuurfuncties 1 tot 4, waarbij deze vier functies via de software willekeurig
verwisseld kunnn worden, b.v. gas links of rechts, zonder servo’s op een andere manier te hoeven aansluiten.
De beide aan de zijkant van de zender aangebrachte proportionele stuurelementen, die op de diverse
plaatsen in het programma altijd de nummers 9 (rechter “draaischuif”) en 10 (linker “draaischuif”) krijgen,
terwijl de kruisknuppel-functie voor de gas- resp. remkleppensturing ook vaak met K1-stuurelement (kanaal 1)
wordt aangeduid. Met deze zes stuurfuncties zullen de servo’s quasi continu de uitslag van deze
stuurelementen volgen.
De beide met CONTROL 5 en 6 aangeduide stuurelementen. Deze maken een stapsgewijze servo-
verstelling mogelijk, en wel in stappen van 1% van de eerder ingestelde servo-uitslag (menu “servo-
instellingen”) in de “+”-richting = INC (increment) of “-“-richting = DEC (decrement). De posities worden
onmiddelijk bij een bedienen of bij indrukken van het draaielement in de basisaanduiding op het display
getoond en worden afhankelijk van de vliegfase opgeslagen. D.w.z. dat elke correctie onmiddelijk effect heeft
op de waarde, die bij de nu actuele vliegfase hoort. Ideaal b.v. voor de instelling van een vliegfase-
afhankelijke waarde van de welfkleppen. Bij een langer-aanhoudend bedienen verandert automatisch de
verstelsnelheid – hoorbaar gemaakt door een snellere reeks tonen. Ook de middenpositie wordt akoestisch
aangeduid.
De servo’s kunnen echter ook tussen twee vaste posities worden geschakeld, en wel in 3 stappen (naar
voren – midden – naar achteren) via de met CONTROL 7 en 8 aangeduide 3-weg-schakelaars of ook slechts in
2 stappen (naar voren – naar achteren) via elke overige (externe)schakelaar (afkorting SW van Switch), b.v.
van de ene naar de andere servo-eindpositie. De afzonderlijke servoposities , die een servo afhankelijk van de
schakelaarstand inneemt, kan individueel worden ingesteld (zie menu “stuurelement-instelling, bladzijde
56/58 en menu “servo-instelling”, bladzijde 52).
Welk stuurelement resp. welke schakelaar effect heeft op welke van de servo’s 5...max.12, is geheel vrij
programmeerbaar, zonder stekkers in de zender te hoeven omzetten. Daarom zijn alle bedieningselementen ook