Operation Manual

In deze vorm bewegen dan bij het bedienen van de hoogteroerstuurknuppel ook de rolroerkleppen evenwijdig,
zoals bij welfkleppen.“Tr” zorgt ervoor, dat de hoogteroer-trimhevel effect kan hebben op de desbetreffende
mixer.
Omdat een ander stuurelement bij deze configuratie niet nodig is, schakelt u de ingang 5 en eventueel ook 6 in
de tweede kolom van het menu instelling stuurelement” weer op “vrij”.
Met een dergelijke programmering heeft de auteur van deze regels al jaren geleden een deltamodel met de
toenmalige mc-20 gestuurd en een Butterfly voor de landing toegepast … helemaal vrij van pompen of duiken
door op elkaar afgestemde vleugelmixers “rem rol” en “rem welfklep”, waarbij u onder “rolroer” het
buitenste en onder “welfklep” het binnenste paar roeren moet verstaan.
Op een zelfde manier kan een modern, gepijld staartloos model worden gevlogen. Ook bij deze modellen zijn er
binnen en buiten liggende roeren: de eerstgenoemde vóór het zwaartepunt, de laatstgenoemde daarachter. Een
uitslag naar beneden van het/de centrale roer(en) verhoogt de lift en geeft een hoogteroereffect “up”. Met een
uitslag naar boven wordt het tegendeel bereikt. Aan de buitenste rolroeren daarentegen draait het effect om: een
uitslag naar beneden geeft een “down”-hoogteroereffect en omgekeerd. Door een bijbehorende afstemming van
de “toevoerende” mixers tot aan het zetten van curvenmixers, om een ondersteunend effect van het buitenste
roerenpaar pas bij extreme knuppeluitslagen in de richting hoog/laag te bereiken, is hier “alles” mogelijk.
Welk soort servo-configuratie er werd gekozen, u moet altijd voorzichtig zijn met een vorm van differentiatie!
Differentiaties veroorzaken in een staartloos model met name een eenzijdig hoog-/laag-effect. Daarom is het
raadzaam, om in ieder geval de eerste vluchten met een instelling van 0% te starten! Wanneer er meerdere
testvluchten hebben plaatsgevonden, kan het dan eventueel zinvol zijn, om met differentiaties die van nul
verschillen, te experimenteren.
Bij grotere modellen kunnen richtingsroeren in de winglets, dat zijn de aan de vleugeltippen aangebrachte
“oren”, zinvol zijn. Wanneer deze via twee aparte servo’s worden aangestuurd, dan kunnen deze zoals in het
voorbeeld voor “parallel lopende servo’s” op bladzijde 96 werd beschreven, worden aangestuurd.
Moeten deze richtingsroeren ook nog bij het bedienen van een remsysteem met de K1-knuppel allebei naar
buiten uitslaan, dan kan dit, b.v. bij het staarttype “normaal” door het zetten van twee extra mixers “K1 4
en “K1 stuurkanaal van het tweede richtingsroer” met een bijpassende instelling van de uitslag bereikt
worden. De Offset stelt u in op +100%, omdat de K1-stuurknuppel zich bij ingetrokken remkleppen (normaal
gesproken) aan de bovenste aanslag bevindt en de winglet-richtingsroeren bij het uitdraaien slechts proportioneel
naar buiten moeten uitslaan.