Operation Manual

Aanwijzing:
Een eventueel aan de ingang “E7”toegewezen stuurelement is bij de instelling van 2 welfkleppenservo’s
softwarematig losgekoppeld, om een foutieve bediening van de welfkleppen te voorkomen.
Principes van de programmering
1. Met de rechter tiptoets bij gelijktijdig ingedrukt gehouden mixer uitkiezen. Afhankelijk van het type
mixer verschijnt in de onderste regel van het display alleen SEL of een schakelaarsymbool.
2. Met de rechter tiptoets eventueel één van deze velden selecteren.
3. SELECT indrukken. Het bijbehorende invoerveld wordt invers weergegeven.
4. Via de rechter tiptoets het gewenste mixpercentage instellen en eventueel schakelaar toewijzen. Negatieve
en positieve parameterwaarden zijn bedoeld, om de desbetreffende functie aan de servo-draairichting
resp. de uitslagrichting van de roeren te kunnen aanpassen. CLEAR zet in een invers veld de veranderde
waarde weer terug naar de standaardwaarde.
5. Invoer beëindigen door kort indrukken van SELECT.
Mixer-neutraalpunten (Offset)
De mixers:
rolroer -> NN
hoogteroer -> NN
welfklep -> NN
hebben in de nulpositie van het stuurelement (middenpositie van het stuurelement) hun neutraalpunt, d.w.z. geen
effect. Bij een volledige uitslag wordt de ingestelde waarde bijgemixt.
Bij de mixers:
remklep -> NN
bevindt het mixer-neutraalpunt ( “Offset”) zich in de voorste positie van de K1-stuurknuppel (gas-/remknuppel),
waarbij de remkleppen altijd ingedraaid zijn.
QR-Diff. (rolroer-differentiatie)
Bij het naar beneden uitslaande roer van een rolroeruitslag ontstaat een grotere weerstand dan bij het even ver
naar boven uitslaande roer. Daaruit resulteert een draaimoment om de hoogte-as met als gevolg een “uitdraaien”
uit de vliegrichting. Dit effect doet zich bij zweefvliegtuigen met een hoge vleugelslankheid sterker gelden dan
bij motorvliegtuigen met hun duidelijk kortere hevelarmen, en moet normaal gesproken gecompenseerd worden
door een gelijktijdige en tegengestelde uitslag van het richtingsroer. Dit veroorzaakt echter weer extra
luchtweerstand en verslechtert de vliegprestaties nog meer.
De rolroerdifferentiatie heeft als effect, wanneer voor ieder rolroer een aparte servo is ingebouwd, dat het naar
beneden uitslaande rolroer een kleinere uitslag heeft dan het naar boven uitslaande rolroer. Het (ongewenste)
negatieve draaimoment wordt daardoor verkleind resp. opgeheven. Voorwaarde is echter wel, dat ieder rolroer
wordt aangestuurd door een aparte servo, die daarom ook meteen in de vleugel kan worden ingebouwd. Door de
kortere aansturingen ontstaat er een reproduceerbare en spelingvrijere aansturing van het rolroer.
Deze soort van elektronische differentiatie heeft in tegenstelling tot mechanische oplossingen, die meestal al bij
de bouw van het model moeten worden ingesteld en vaak bij sterke differentiatie snel tot een grote hoeveelheid
speling in de aansturing leiden, grote voordelen.
Zo kan b.v. de mate van differentiatie op elk moment veranderd worden, in het meest extreme geval kan de
rolroeruitslag naar beneden in de zogenaamde “Split”-positie zelfs helemaal onderdrukt worden. Op deze manier
wordt niet alleen het negatieve draaimoment, maar kan er zelfs een positief draaimoment ontstaan, zodat bij een
rolroeruitslag een draaien om de hoogteas in de richting van de bocht ontstaat. Vooral bij grote
zweefvliegtuigmodellen kunnen op deze manier “nette” bochten met alleen de rolroeren worden gevlogen, wat
normaal gesproken niet mogelijk is.
Het instelbereik van – 100% tot + 100% maakt het mogelijk om onafhankelijk van de draairichtingen van de
rolroerservo, de juiste differentiatie in te stellen. “0%” komt overeen met de normale aansturing, d.w.z. geen
differentiatie en “-100%” resp. “+100%” met de Split-functie.