Operation Manual
Schakel eerst weer naar de autorotatie-fase. Ook hier wordt de instelling gedeactiveerd, de hekrotorservo
reageert niet meer op pitchbewegingen (wanneer de hoofdrotor niet meer wordt aangedreven ontstaat er immers
geen draaimoment).
Wanneer de autopiloot (gyro) tóch een gevoeligheids-instelling vanaf de zender bezit, heeft u nog een vrij
proportioneel stuurelement nodig, b.v. de INC/DEC-toets CTRL 5. Deze wijst u in het menu …
“instelling stuurelement” (bladzijde 54)
aan de ingang “Gyr” toe:
Hou de toets zolang naar voren gedrukt tot de steeds hoger wordende pieptoon stopt en wissel met de rechter
tiptoets naar het ASY-veld in de kolom “uitslag”. Na een druk op SELECT kan nu in het nu inverse veld de
maximale gevoeligheid van de autopiloot (gyro) worden ingesteld, b.v. 50%. Daarmee heeft u een vaste waarde,
zolang de toets aan de voorste aanslag staat. De juiste waarde moet tijdens het vliegen worden aangepast.
Verdere aanwijzingen vindt u op bladzijde 69.
Verdere instellingen
Met dit programmeervoorbeeld heeft u een helikopter met een basis-afstemming voor de hovertraining en
eenvoudige rondvluchten. Afhankelijk van de vliegervaring kunnen er natuurlijk ook meer functies geactiveerd
worden. Wil men met verschillende toerentallen en trimmingen vliegen, dan activeert u een zogenaamde
“vliegfase”, die via toegewezen schakelaars opgeroepen kan worden. Daarvoor roept u eerst het menu …
“basis-instelling” (bladzijde 42 … 46)
op en wijst u aan de “fase 2” een schakelaar toe, b.v. SW 2 en eventueel een andere naam.
Hierbij moet u nog weten, dat de vliegfase “autorotatie” altijd absolute voorrang heeft op de andere fasen. Uit
iedere van de beide andere fasen ( de “normale fase” en de “fase 2”) komt u dus direct in de autorotatie-fase,
wanneer u de bijbehorende schakelaar omzet.
Aansluitend wisselt u weer naar het menu “helimixers”, schakelt u naar de zojuist ingerichte “fase 2” en wijzigt
u de instellingen naar wens. Omdat de mx-16s een digitale trimming heeft, worden in het heli-programma naast
deze vliegfase-afhankelijke menu-instellingen ook de trimposities van de stuurfuncties “rollen”, “nicken” en
“hekrotor” vliegfase-specifiek opgeslagen, zie bladzijde 66.
Wanneer u uw heli volgens deze programmeervoorbeelden heeft ingesteld, is het weliswaar geen
wedstrijdhelikopters, maar er kan al heel behoorlijk mee gevlogen worden. Verdere functies moet u pas dan
activeren, wanneer het model probleemloos vliegt, zodat de (gewenste) verbeteringen ook zichtbaar zijn.
Activeer verdere functies het liefst één voor één, zodat u de veranderingen ook echt kunt merken en kunt
toewijzen. Denk eraan, dat niet de hoeveelheid toegepaste functies een goede piloot uitmaakt, maar juist dat, wat
hij met weinig functies op vlieggebied kan doen.










