Operation Manual
Fail-Safe-instelling
Fail Safe in de modulatiesoort “SPCM20”
Dit menu verschijnt in de multifunctielijst alleen in de SPCM20-zendmodus. Deze modulatiesoort moet in het
geheugenplaats-specifieke menu “basis-instellingen model” van te voren worden ingevoerd.
De SPCM20-modulatie betreft alle ontvangers met “smc”in de typeaanduiding (smc-19, smc-20, smc-19 DS,
smc- 20 DS enz.).
De Fail-Safe-programmering in de PCM20-modus werd uitgelegd in het vorige hoofdstuk.
De door het systeem opgeroepen hogere veiligheid van de Pulse-Code-modulatie (PCM) ten opzichte van een
Puls-Positie-modulatie (PPM) resulteert uit het feit, dat de in de (PCM-)ontvanger ingebouwde microprocessor
ook “onzuiver”ontvangen signalen nog kan verwerken. Pas wanneer deze, b.v. door sterke storingen, te veel
gaan afwijken of zelfs verminkt zijn, vervangt de processor deze signalen automatisch door de laatste als correct
bevonden en daarom in de ontvanger opgeslagen stuursignalen. Door deze in de tijd begrensde processen worden
b.v. ook korte storingen, door een gebrek aan veldsterkte o.i.d. verborgen, die anders tot de bekende
storingsverschijnselen zouden leiden.
Let op:
Benut bij het gebruik van de PCM-modulatiesoorten PCM en SPCM hun veiligheidspotentieel, door voor een
Fail-Safe-geval de motordrosselpositie bij modellen met verbrandingsmotor op stationair resp. bij
electromodellen op stop te programmeren. Het model kan er dan in het geval van een storing niet zo
makkelijk ‘zelf’ er vandoor gaan en zo, wanneer dit b.v. op de grond gebeurt, schade of zelfs letsel aan
personen veroorzaken.
Zolang u nog geen Fail-Safe-programmering in de zendmodus SPCM20 heeft ingevoerd, verschijnt er bij het
inschakelen van de zender in de basis-aanduiding gedurende enkele seconden de volgende waarschuwing:
De functie “Fail Safe” bepaalt het gedrag van de ontvanger in het geval van een storing in de overdracht tussen
zender en ontvanger. In de zendmodus SPCM kan iedere servo naar keuze:
1. De momentele positie behouden (“halt”): alle op “halt”geprogrammeerde servo’s blijven in het geval van
een storing in die positie staan, die door de ontvanger het laatst als correct werd herkend; de servo’s
blijven in deze positie, totdat een nieuw, correct signaal wordt herkend, of
2. de servo beweegt bij het optreden van een storing naar een vrij te kiezen positie ( “pos”). In tegenstelling
tot de PCM20-modus kunnen de ontvangeruitgangen 1 … 8 bij SPCM willekeurig in de “halt” of
“positie”-modus (zonder tijdsvertraging) geprogrammeerd worden. De ontvangeruitgangen 9 en 10
blijven in de “halt”-modus.
Kies via het draaielement het kanaal 1 tot 8 (●) uit en druk kort op het draaielement, om tussen de “halt”(*) en
“positie”-modus (*) te kunnen omschakelen:
Kies daarna via het draaielement het sto-veld uit. Breng nu de servo’s, die u in de positiemodus heeft gezet, via
de bijbehorende stuurelementen tegelijkertijd in de gewenste posities
Druk daarna kort op het draaielement, om de positie als Fail-Safe-instelling op te slaan. In regelmatige
intervallen worden deze gegevens naar het geheugen van de ontvanger overgeseind, zodat de ontvanger in het
geval van een storing daarop kan terugvallen.
De opgeslagen gegevens worden op het display gedurende een korte tijd getoond:










