Operation Manual

mixerschakelaar
Aan de drie lineaire mixers 1 tot 3 in de bovenstaande afbeelding werden als voorbeeld een externe schakelaar
“G1” toegewezen.
Het schakelaarsymbool geeft de actuele schakeltoestand weer. Aan de uiterst rechtse kolom kunt u zien, of de
desbetreffende mixer nu “uit”- of “aan”- geschakeld is. Mixers, die niet door een schakelaar geactiveerd
worden, zijn in principe ingeschakeld! Bij de keuze van een stuurelement-schakelaar (G1 … G4 of G1i … G4i)
moet u er op letten, deze in het menu “stuurelement-schakelaars” ook aan een stuurelement toe te wijzen.
kolom “type”
Meenemen van de trimming
Bij de stuurfuncties 1 … 4 kunt u eventueel de trimming van de digitale trimhevels ook effect laten hebben op de
mixer-ingang. Met het draaielement kiest u in dit geval in het inverse veld van de geselecteerde mixer “Tr” uit.
verdere bijzonderheden van de vrije mixers
mixer-ingang = mixeruitgang
Mixers, waarbij de mixer-ingang gelijk gezet werd aan de mixeruitgang, b.v.8 -> 8, vergroten de servo-uitslag bij
mixwaarden >0%, verkleinen deze uitslag omgekeerd bij negatieve waarden, tot bij een waarde van –100% de
servo-uitslag tot nul gereduceerd is en tussen –100% en –150% de mixrichting zelfs omgekeerd is! Daarmee
kunt u met de mixers 1 … 3 ook 3-punts-stuurcurven voor willekeurige stuurelementen definiëren.
Voordat we aankomen bij het vastleggen van de mixpercentages en daarna bij de voorbeelden, moeten we er nog
over nadenken, wat er gebeurt als we een mixer effect laten hebben op de softwarematig al ingestelde koppeling
van rolroer- welfkleppen- of pitchservo’s.
vleugelmodellen
Afhankelijk van het aantal vleugelservo’s, dat in het menu basis-instellingen model” in de regel
“rolroeren/welfkleppen” werd vastgelegd, zijn de uitgangen 2 en 5 aan de ontvanger voor de rolroerservo’s en
de uitgangen 6 en 7 voor de beide welfkleppenservo’s gereserveerd.
Worden er mixeruitgangen op dergelijke koppelingen geprogrammeerd, dan moet de stuurkanaal-afhankelijke
draairichting in het oog gehouden worden:
mixer effect
NN -> 2 rolroereffect
NN -> 5 rolroeren krijgen welfkleppenfunctie
NN -> 6 welfkleppeneffect
NN -> 7 welfkleppen krijgen rolroerfunctie
helicoptermodellen
Bij de helicoptermixers zijn afhankelijk van het type helicopter voor de pitchsturing maximaal 4 servo’s
aan de ontvangeruitgangen 1, 2, 3 en 5 mogelijk, die softwarematig voor de functies pitch, rol en nick met
elkaar verbonden zijn.
Het is niet raadzaam, om buiten het menu “helimixer” nog een extra vrije mixer naar de bezette kanalen te
mixen, omdat er dan soms heel gecompliceerde verbindingen kunnen ontstaan. Tot de weinige
uitzonderingen hoort de “pitchtrimming via een apart stuurelement”.
belangrijke aanwijzingen:
Let u er vooral bij serieschakelingen op, dat de mixuitslagen van de diverse mixers bij een gelijktijdige
beweging van de stuurknuppel opgeteld worden en de servo dus mechanisch kan aanlopen. Eventueel de
“servo-uitslag” in het menu “servo-instelling” verkleinen en/of de mixerwaarden aanpassen.
Vanwege de data-comprimering vóór de overdracht, kan het bij PCM-ontvangers en gebruik van meer dan
8 servo-uitgangen voorkomen, dat bij de mixers “1->9”, “1->10” en “2->10” de aan de uitgangen 9 en 10
aangesloten servo’s wat minder soepel lopen.
Bij het nieuwere PCM-protocol kunnen deze effecten aan de uitgangen 9 en 10 bij die mixercombinaties
optreden, wanneer meerdere servo’s parallel via een stuurelement worden aangestuurd. Hierbij gaat het dus
niet om een foutief functioneren van de zender of ontvanger.