Operation Manual
Helimixers
instellingen voor de autorotatie
Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelicopter in staat, om bijvoorbeeld na het uitvallen van de
motor veilig te landen. Ook bij een uitval van de hekrotor is het directe uitzetten van de motor en de landing in
de autorotatie de enige mogelijkheid, om een oncontroleerbare, snelle draaiing om de hoogte-as en de daaruit
resulterende crash te voorkomen.
Bij het omschakelen naar de autorotatie-fase verandert die van de helimixer zoals hieronder afgebeeld:
Bij een autorotatie wordt de hoofdrotor niet meer door de motor aangedreven, maar alleen – net als bij een
windmolen- door de luchtstroming door de hoofdrotor tijdens de daalvlucht.
Omdat de energie, die hierdoor in de hoofdrotor is opgeslagen bij het afvangen voor de landing weer wordt
verbruikt en daarom maar één keer ter beschikking staat, is niet alleen een grote dosis ervaring met het vliegen
van helicoptermodellen noodzakelijk, maar ook een goed overdachte instelling van de bovengenoemde functies.
De gevorderde piloot moet regelmatig deze autorotaties oefenen, niet alleen om zich daarmee op wedstrijden te
kunnen bewijzen, maar ook om na het uitvallen van de motor zijn helicopter uit een grotere hoogte schadevrij te
kunnen landen. Hiervoor zijn er in het programma een aantal instelmogelijkheden aanwezig.
Let u er op, dat de instelling van de autorotatie een volwaardige 3
e
vliegfase vormt, die over alle
instelmogelijkheden beschikt, dus ook over de instellingen van het stuurelement, trimmingen, pitchcurven-
instellingen enz…
K1-> hekrotor
Tijdens het vliegen mét motor wordt de maximale bladhoek begrensd door het ter beschikking staande
motorvermogen, in de autorotatie echter pas door loslaten van de stroming aan de hoofdrotorbladen. Voor een
voldoende grote lift, ook bij een afnemend toerental, moet een grotere maximum pitchwaarde worden ingesteld.
Stel eerst een waarde in, die ongeveer 10 tot 20% boven de normale pitchmaximum-waarde ligt, om te
verhinderen, dat bij het afvangen in de daalvlucht van de autorotatie het model weer stijgt. Dan zou namelijk het
toerental van de rotor al te vroeg afnemen, zodat de helicopter toch nog uit grotere hoogte neerstort.
De pitchminimum-instelling kan eventueel anders zijn dan die van de normale vliegsituatie, afhankelijk van de
gewoonten tijdens de normale vlucht. Voor de autorotatie moet u in ieder geval een dusdanig grote
pitchminimum-waarde instellen, dat uw model vanuit de voorwaartse vlucht bij een middelmatige snelheid in
een daalvlucht van ca. 60…70 graden bij een volledig teruggenomen pitch kan worden gebracht.
Wanneer u, zoals de meeste helipiloten, een dusdanige instelling altijd al bij het normale vliegen toepast, dan
kunt u deze waarde gewoon overnemen.
aanvlieghoek bij sterke wind bij middelmatige wind zonder wind
aanvlieghoek bij verschillende hoeveelheden wind
Is de hoek te vlak, dan verhoogt u de waarde en omgekeerd.
De pitchknuppel zelf bevindt zich tijdens de autorotatie nu niet grotendeels in de onderste regionen, maar typisch
genoeg tussen de hoverpositie en de onderste aanslag, om eventueel b.v. ook de hellingshoek via de nicksturing
nog te kunnen corrigeren. U kunt de aanvliegroute nog verkleinen, door licht de nicksturing aan te trekken en de
pitch voorzichtig te verkleinen of het aanvliegen verlengen, door de nicksturing te drukken en de pitch te
verhogen.
instelling: “gas”
Op wedstrijden wordt verwacht, dat de motor helemaal uit is. In de trainingsfase is dit zeker niet
aanbevelenswaardig. Stelt u de drossel dusdanig in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair blijft
lopen, om het model op ieder moment weer te kunnen laten doorstarten.
instelling: “hekrotor”
Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat hij bij het hoveren het draaimoment van de motor
compenseert. Hij veroorzaakt dus in de basis-instelling al een bepaalde stuwkracht. Deze stuwkracht wordt dan










