Operation Manual
Met deze basisinstelling moet de motor met behulp van de bijbehorende handleiding gestart en de stationairloop
met de trimhevel van de gas-/pitchknuppel ingesteld worden. de stationairloop, die door u wordt ingesteld, wordt
in de basisaanduiding aangegeven door een dwarse balk bij de positieaanduiding van de K1-trimhevel. Zie
hiervoor de beschrijving van de digitale trimming op bladzijde 26 van het handboek.
Ongeveer in het midden van de knuppeluitslag hoort het model los te komen en met een ongeveer bijpassend
toerental te hoveren. Is dit niet het geval, dan gaat u als volgt te werk:
1. Het model komt pas los, wanneer de pitchknuppel zich boven het midden bevindt:
a) toerental is te laag
Oplossing: verhoog in de mixer “kanaal 1->gas” de parameterwaarde voor de gasservo in de middenpositie van
de stuurknuppel.
b) het toerental is te hoog
Oplossing: In de “pitchcurve” de waarde van de bladinstelhoek voor de pitch in de middenpositie vergroten.
2. Het model komt al los voordat de pitchknuppel zich in de middenpositie bevindt:
a) toerental is te hoog
Oplossing: verkleint u de opening van de carburateur in de mixer “kanaal 1-> gas” voor de middenpositie van
de stuurknuppel.
b) toerental is te laag
Oplossing: verkleint u de pitch-instelhoek in de “pitchcurve” voor de middenpositie van de stuurknuppel.
Belangrijk: deze instelling moet zó lang worden doorgevoerd, totdat het model in de middenpositie van de gas-
/pitchstuurknuppel met het juiste toerental hovert. Van een correcte instelling zijn later alle modelparameters
afhankelijk!
De standaard-afstemming
Op basis van de hierboven beschreven instelling, waarbij het model bij het normale vliegen met een correct
toerental hovert bij een middenpositie van de gas-/pitchstuurknuppel, wordt de standaard-afstemming
gecompleteerd: bedoeld is een afstemming, waarbij het model het hoveren en rondvluchten in alle fasen met een
constant toerental kan uitvoeren.
De stijgvlucht-afstemming
De combinatie van de hover-instelling van het gas, de pitchinstelling voor het hoverpunt en de maximum-positie
( “pitch high”) maakt het nu op een eenvoudige manier mogelijk, om een constant toerental te hebben van
hoveren tot en met de stijgvluchten.
Maakt u eerst een langere verticale stijgvlucht, door de pitchknuppel in de eindpositie te brengen. Het toerental
van de motor mag daarbij ten opzichte van het hoveren niet veranderen. Wordt het toerental kleiner, hoewel de
carburateur helemaal open is en de motor optimaal is afgesteld, dan moet u de maximale bladinstelhoek bij een
volledige uitslag van de pitchstuurknuppel verkleinen, dus in de positie “pitch high”. Omgekeerd moet de
instelhoek vergroot worden, wanneer het toerental van de motor tijdens een stijgvlucht toeneemt. Kiest u dus het
punt “H”(high) uit en verander de waarde van het steunpunt via het draaielement.
Deze afbeelding toont alleen veranderingen van de maximale pitchwaarde “H”. stuuruitslag
Brengt u het model daarna weer in de hoverpositie, die bij een middenpositie van de K1-knuppel bereikt moet
worden. Moet voor het hoverpunt de pitchknuppel nu vanuit de middenpositie in de richting van een hogere
waarde bewogen worden, dan compenseert u deze afwijking door de pitchhoek bij het hoveren een beetje te
verhogen, tot het model weer hovert bij een middenpositie van de knuppel. Hovert het model daarentegen onder
de middenpositie van de stuurknuppel, dan moet de instelhoek dienovereenkomstig verkleind worden.
Soms kan het nodig zijn, om de carburateuropening voor het hoveren te corrigeren.
Deze afbeelding toont alleen de verandering van het hoverpunt, d.w.z. pitchminimum en –maximum werden op –100% resp. +100% gelaten.










