Operation Manual

rem1 -> 3 hoogteroer
Door het uitdraaien van de stoorkleppen, maar vooral bij het toepassen van een Butterfly-systeem (zie volgende
pagina) kan de zweefhoek van een model ongunstig worden beïnvloed. Soortgelijke effecten kunnen b.v. ook bij
het gasgeven resp. –loslaten van een met een onjuiste domping ingebouwde motor optreden. Met deze mixer
kunnen dergelijke momenten door het bijmixen van een correctiewaarde op het hoogteroer worden
gecompenseerd. Het instelbereik bedraagt -150% tot +150%, “normale” waarden liggen echter meer rond de
tientallen procenten.
rem 1-> 6 welfklep
Bij het bedienen van de remstuurfunctie (K1-stuurknuppel) kunnen de beide welfkleppenservo’s voor het landen
individueel met een mixpercentage tussen –150% en +150% worden versteld – normaal gesproken naar beneden.
rem 1-> 5 rolroer
Met deze mixer worden bij het bedienen van de remstuurfuntie de beide rolroerservo’s bij de landing individueel
met een mixpercentage tussen –150% en +150% versteld – normaal gesproken naar boven. Maar ook bij het
uitdraaien van de stoorkleppen is het zinvol, de rolroeren iets naar boven uit te draaien.
combinatie van de mixers rem -> NN: “kraai-positie” of “Butterfly”
Wanneer de laatstgenoemde drie remkleppenmixers worden toegepast, kan er een bijzondere kleppencombinatie
worden toegepast, die ook wel “kraai-positie”of “Butterfly” wordt genoemd: in de Butterfly-positie gaan de
beide rolroeren naar boven en de welfkleppen naar beneden. Via de derde mixer wordt het hoogteroer zo
bijgetrimd, dat de vliegsnelheid ten gevolge van de veranderde lift-eigenschappen ten opzichte van de normale
snelheid niet verandert.
Dit samenspel van de welfkleppen, rolroeren en hoogteroer gebruikt men, om de glijhoek bij de landing aan te
kunnen passen. De Butterfly-kleppen-positie kan naar keuze ook zonder rem- resp. stoorkleppen worden
toegepast.
Bij doorlopende rolroeren, die de gehele achterlijst van de vleugel beslaan en tegelijkertijd als welfkleppen
dienen, kunnen de beide mixers “rem1 -> 5 rolroer” en “rem1 -> 3 hoogteroer” samen worden toegepast, om de
als welfkleppen dienende rolroeren sterk naar boven te kunnen zetten en het hoogteroer dienovereenkomstig te
kunnen bijtrimmen.
Afhankelijk van de rolroerdifferentiatie wordt het effect van de rolroeren door het extreme omhoogzetten ervan
in de Butterfly-positie meer of minder verslechterd, omdat de rolroeruitslagen naar beneden door de
differentiatie verkleind of ten opzichte van de uitslagen naar boven zelfs onderdrukt worden. De uitslagen naar
boven kunnen echter niet verder vergroot worden, omdat de rolroeren sowieso al bijna of helemaal in de extreme
positie staan. Handig hierbij is de “differentiatie-reductie”, die verder hieronder in een eigen onderdeel wordt
uitgelegd.
hoogteroer 3-> 6 welfklep
Ter ondersteuning van het hoogteroer bij scherpe bochten en bij kunstvlucht kan de welfkleppenfunctie via een
mixer door de hoogteroersturing worden meegenomen. De mixrichting moet zó gekozen worden, dat bij een
hoogteroer naar boven (up) de welfkleppen naar beneden en andersom bij hoogteroer naar beneden (down) de
welfkleppen naar boven – dus tegengesteld – uitslaan.
hoogteroer 3 -> 5 rolroer
Met deze mixer kunt u het hoogteroereffect, net als bij de voorgaande mixer, ondersteunen.
welfklep 6 -> 3 hoogteroer
Bij het zetten van welfkleppen, of dit nu via de Offset-instelling in het menu “instellingen stuurelement”of via
een aan de “ingang 6 “ toegewezen stuurelement plaatsvindt, kunnen als neveneffect momentbewegingen om de
dwarsas ontstaan.Het kan echter ook gewenst zijn, dat b.v. het model na een licht omhoogzetten van de
welfkleppen ook iets meer snelheid moet gaan maken. Met deze mixer kunt u beide dingen bereiken.
Via deze mixer wordt bij het uitdraaien van de kleppen, afhankelijk van de ingestelde waarde, automatisch de
positie van het hoogteroer gecorrigeerd. Het effect is dus slechts afhankelijk van de grootte van de ingestelde
correctiewaarde.