Operation Manual

Vleugelmixers
aanduiding afhankelijk van het gekozen modeltype
Het mc-19 programma bevat een reeks kant-en-klaar geprogrammeerde koppelfuncties, waarbij alleen het
mixpercentage en een eventuele schakelaar hoeven worden ingevuld. Afhankelijk van het geselecteerde
“modeltype” (staarttype, aantal vleugelservo’s, met of zonder motor, zie bladzijde 38 e.v.), verschijnt er een
aantal voorgeprogrammeerde mixerfuncties. Wanneer uw model bij voorbeeld niet voorzien is van
welfkleppenservo’s, en u in het menu “basis-instelling model” ook geen welfkleppenservo’s heeft ingevoerd,
dan worden alle welfkleppenmixers door het programma automatisch onzichtbaar gemaakt, zoals de mixer “rem
1->NN” bij “motor vooraan/achteraan”. Het menu wordt daardoor niet alleen overzichtelijker; ook eventuele
programmeerfouten worden op deze manier vermeden.
Opmerkingen:
Voor de welfkleppenaansturing is een willekeurig, aan de “ingang 6” toegewezen stuurelement nodig, zie
menu instellingen stuurelement”, bladzijde 56. Deze stuurt de beide aan de ontvangeruitgangen 6 en 7
aangesloten welfkleppenservo’s , wanneer in het menu “modeltype”welfkleppen geselecteerd zijn.
Wanneer uw zender voorzien is van een 2-kanaals-schakelmodule en een schuifregelaar, moet u eventueel
de beide 5-polige stekkers op de zenderprint omwisselen of in het menu “instellingen stuurelement” aan de
“ingang 6” het stuurelement 7, d.w.z. de schuifregelaar, toewijzen.
Bij de levering van de zender bevindt zich namelijk de schuifregelaar aan de bus “CH7”.
Een aan de ingang 7 toegewezen stuurelement is bij een programmering met 2 welfkleppenservo’s
softwarematig losgekoppeld, om een foutief bedienen van de welfkleppen te voorkomen.
Principes van de programmering:
1. Met ingedrukt draaielement mixer uitkiezen. Afhankelijk van het type mixer verschijnt in de onderste
regel van het display SEL of SYM en ASY (om de mixer per kant in te kunnen stellen), alsmede het
schakelaarsymbool.
2. Met draaielement één van deze velden selecteren.
3. Draaielement kort indrukken (inverse veld wisselt naar de uitgekozen regel).
4. Via draaielement mixpercentage instellen en eventueel schakelaar toewijzen. Negatieve en positieve
parameter-waarden zijn bedoeld, om de desbetreffende functie aan de servo-draairichting resp. de
uitslagrichting van de roeren te kunnen aanpassen. (clear = 0%.)
5. Invoer beëindigen door kort indrukken van het draaielement.
Schakelaar toewijzen
Alle mixers in het menu “vleugelmixers” kunnen via een willekeurige externe schakelaar worden aan- en
uitgeschakeld. Bij het oproepen van deze regel verschijnt het bekende schakelaarsymbool.
Mixer-neutraalpunten (Offset)
De mixers:
rolroer -> NN
hoogteroer -> NN
welfklep -> NN
hebben in de nulpositie van het stuurelement (middenpositie van het stuurelement) hun neutraalpunt, d.w.z geen
effect. Bij een volledige uitslag wordt de ingestelde waarde gemixt.
Bij de mixers:
remklep -> NN
moet het mixer-neutraalpunt ( “Offset”) in de voorste positie van de K1-stuurknuppel (gas-/remkleppenknuppel)
worden gelegd, waarbij de remkleppen altijd ingedraaid zijn.
rolroer-differentiatie
De rolroer-differentiatie compenseert een ongewenst bij-effect, dat aangeduid wordt als “negatief draaimoment”:
bij het naar beneden uitslaande roer ontstaat een grotere weerstand dan bij het even ver naar boven uitslaande
roer. Daaruit resulteert een draaimoment om de hoogte-as met als gevolg een “uitdraaien” uit de vliegrichting.
Dit effect doet zich bij zweefvliegtuigen met een hoge vleugelslankheid sterker gelden dan bij motorvliegtuigen
met hun duidelijk kortere hevelarmen, en moet normaal gesproken gecompenseerd worden door een gelijktijdige