Operation Manual
niet mogelijk, de zender met een automatisch laadapparaat op te laden, omdat dit laadapparaat de accuspanning
niet juist kan meten en bewaken. Een automatisch laadapparaat reageert hierop met een te vroeg afslaan,
foutmeldingen of laadt totaal niet.
Laden met automatische laadapparaten
veiligheidsschakeling overbruggen
Wilt u de zender desondanks met een automatisch laadapparaat opladen, dan moet eerst de veiligheidsschakeling
(diode) door het inbrengen van een 20-mm-zekering (5A) in de zekeringshouder worden overbrugd. Bij een
overbrugde beveiligingsschakeling bestaat er gevaar voor kortsluiting aan de aansluitstekkers van de laadkabels.
Bij een kortsluiting of verpoling wordt de laadbeveiliging van de zender direct beschadigd! Een defecte zekering
moet altijd door een nieuwe glazen 20mm-zekering (5A) worden vervangen. De defecte zekering mag nooit
door overbruggen gerepareerd worden. Reserve-zekeringen zijn te koop in alle electronica-winkels.
laadstroom
Om schade aan de zender te voorkomen, mag de laadstroom zonder laadbeveiligings-schakeling max. 500 mA
(0,5 A) en met beveiliging max. 1,5 A bedragen
Aanwijzingen bij het laden van de zenderaccu met een automatisch laadapparaat
• Houd u altijd aan de aanwijzingen van de laadaparaat- en accufabrikant.
• Test eerst door middel van een paar proefladingen uit, of de afschakel-automaat van het laadapparaat
probleemloos werkt. Dit geldt met name, wanneer u de standaard ingebouwde NiMH-accu met een
laadapparaat voor NC-accu’s wilt opladen. Pas eventueel de Delta-Peak-afschakelspanning aan , wanneer
het apparaat deze optie bezit.
• De laadstroom moet met de handmatige stroomkeuze van het apparaat worden ingesteld, om er zeker van te
zijn, dat de max. laadstroom van 1,5 A niet overschrijden kan! Nooit aan het apparaat zélf de automatische
keuze van de laadstroom overlaten!
• Voer geen accu-ontladingen of accu-onderhoudsprogramma’s uit via de laadbus! De laadbus is hiervoor
niet geschikt!
• Moet de zender met meer dan 1,5 A geladen worden, dan moet deze in ieder geval uit dee zender worden
gehaald, om een mogelijke beschadiging door warmte-ontwikkeling in de zender te voorkomen.
standaard laadapparaten
Best.-Nr. 6422 Minilader 2
Best.-Nr. 6427 Multilader 3
Best.-Nr. 6426 Multilader 6E
Best.-Nr. 6428 Turbomat 6 Plus*
Best.-Nr. 6429 Turbomat 7 Plus*
automatische laadapparaten met speciale NiMH-laadprogramma’s:
Best.-Nr. 6419 Ultramat 5*
,
**
Best.-nr. 6410 Ultramat 10*
Best.-nr. 6412 Ultramat 12*, **
Best.-Nr. 6417 Ultramat 25*
,
**
Best.-Nr. 6416 Ultra Duo Plus 30*
,
**
* Voor het opladen is extra voor de zender de laadkabel Best.-Nr. 3022, voor de ontvangeraccu Best.-Nr. 3021 nodig.
** 12-V-stroombron nodig
Let op:
Altijd eerst de laadkabel met het laadapparaat verbinden, daarna pas met de ontvanger- of zenderaccu. Zo
voorkomt u een kortsluiting via de blanke uiteinden van de laadkabelstekkers.
Laden van de ontvangeraccu
De laadkabel Best.-nr. 3021 kan voor het laden direct met de ontvangeraccu verbonden worden. Is de accu in het
model aangesloten via de stroomverzorgingskabel Best.-nr. 3046, 3934, resp. 3934.3, dan vindt het laden plaats
via de in de schakelaar geïntegreerde laadbus resp. de aparte laadaansluiting. De schakelaar van de
stroomvoorzieningskabel moet tijdens het laden op “UIT” staan.
Lengteverstelling van de stuurknuppels










