Operation Manual
Wanneer de rolroeren en welfkleppen dezelde kant op bewegen, ontstaat er daardoor een gelijkmatigere
verdeling van de lift over de hele spanwijdte. Een rolroerdifferentiatie, zie bladzijde 37, moet evt. verkleind
worden, omdat het rolroereffect door het soms extreme omhoogstellen van de rolroeren bij de Butterfly-functie
flink beïnvloed kan worden en de rolroer-uitslagen naar beneden door de differentiatie verkleind of zelfs
opgeheven kunnen zijn ten opzichte van de uitslagen naar boven. De uitslagen naar boven kunnen echter niet
vergroot worden, omdat de rolroeren zich toch al in een extreme positie bevinden.
Via een aan stekkerplaats 3 aangesloten externe schakelaar kan tussen twee instellingen “FA1” en “FA0”worden
omgeschakeld, b.v.:
“FA0”: rolroeren bewegen dezelde kant op als de welfkleppen;
“FA1”: rolroeren bewegen tegengesteld aan de welfkleppen
of
“FA0”: mixer uitgeschakeld (mixwaarde: 0%)
“FA1”: afhankelijk van de mixrichting bewegen de rolroeren parallel met of tegengesteld aan de welfkleppen.
Na het instellen van de mixwaarden voor “FA1” en “FA0” moet de mixer tenslotte worden meegedeeld, in welke
positie de draai- of schakelmodule (stuurfunctie CH6) voor de welfkleppen in de positie voor normaal vliegen
staat (neutrale positie). Deze “Offset” is voor de beide schakelaarposities identiek. De draaimodule wordt naar
de gewenste positie gedraaid en
INC
of
DEC
ingedrukt resp. bij het veranderen van de regelaarpositie één van
de beide toetsen ingedrukt houden, tot de gewenste instelling bereikt is. De Offset wordt aangeduid in de
onderste regel.
CLEAR
zet de Offset terug naar 0.
Men kan ook eerst de offset instellen en daarna het mixpercentage aanpassen.
De opgeslagen Offset wordt ook over en weer meegenomen door de WELFKLEPPEN- HOOGTEROER- mixer,
zie bladzijde 36.
In combinatie met de REMKLEPPEN – WELFKLEPPEN-mixer, zie bladzijde 39, worden bij het bedienen van
het remkleppen-stuurkanaal de welfkleppen naar beneden en de beide rolroeren, afhankelijk van de richting van
het mixpercentage, parallel of tegengesteld uitgedraaid.
mixer Flap – Aileron schakelaarpositie “0”
mixpercentage 0 tot
±
125%
externe schakelaar 3 (dubbele bezetting “MIX C”)
schakelaarpositie “1”
draai- of schakelmodule voor welfkleppen-rolroer-positie
module (stuurfunctie CH6) in gewenste positie brengen, INC of DEC indrukken.
waarde-bereik 0 tot ± 100 (CLEAR = 0)
Spoiler – Flap mixer
remkleppen-welfkleppen-mixer
Bij het bedienen van de remkleppen-stuurknuppel (stuurfunctie 1) kunnen de welfkleppen voor de landing
individueel van 0% tot
±
125% versteld worden.
De instelling vindt plaats met de toetsen
INC
resp
DEC
. (
CLEAR
zet de geprogrammeerde waarde terug naar
0).
Wordt de toets
CH
ingedrukt, kan er een Offset ( afwijking van de remkleppen-stuurknuppel van de
middenpositie) worden ingevoerd. Afhankelijk van de stuurrichting van de gasstuurknuppel, die in de Systeem-
rotatie werd ingegeven, zijn de remkleppen normaal gesproken in de onderste of bovenste knuppel-eindpositie
ingeklapt, d.w.z. in deze positie moet de Offset worden ingesteld. Daarvoor de stuurknuppel naar de gewenste
positie brengen en de toets
INC
resp.
DEC
ingedrukt houden, tot de vereiste waarde ingesteld is. Waarde-bereik:
ca. –100 tot +100. (
CLEAR
= 0)
Let op:
De Offset van de remkleppenstuurknuppel moet gedefinieerd worden, voordat de Offsets bij de mixers
WELFKLEPPEN - / HOOGTEROER, zie bladzijde 36, resp. WELFKLEPPEN - / ROLROER, zie bladzijde 38,
ingevoerd worden.
mixer Spoiler – Flap
mixpercentage 0 tot
±
125%
wisselen om Offset van de remkleppenstuurknuppel in te stellen










