User manual
K1 curve
Curve aan
Ingang -50%
Uitgang 0%
Punt 1 0%
Slechts drie steunpunten, en wel het steunpunt “L” bij –100%, “H” +100% en “1” bij –50% stuuruitslag resulteren
in de hierboven afgebeelde afgeronde stuurcurve.
Principes van de bediening:
Verschuif de K1-stuurknuppel en daarmee de verticale lijn in de grafische aanduiding in de richting stationair
naar ca. –50% stuuruitslag en tip kort de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan.
Om de afgebeelde vorm van de curve te krijgen, verhoogt u dit punt met de pijltoetsen naar ca. 0% in het
inverse waardenveld van de regel “Punt”.
Aansluitend rondt u de curve af door het markeringskader naar rechts boven, naar de regel “Curve” te
brengen, kort op de centrale SET-toets van de rechter touch-toets te drukken en dan met de pijltoetsen de
waarde van “uit” naar “aan” te wijzigen.
Indien er nog meer steunpunten tussen het linker (“L”) en rechter (“H”) uiteinde nodig zijn, dan herhaalt u de
stappen 2 en 3 op dezelfde manier.
Omdat F3A-modellen in de regel twee rolroerservo’s hebben, is het erg praktisch om deze tijdens het landen
omhoog te zetten. Daardoor landt het model in de meeste gevallen iets langzamer en in ieder geval stabieler.
Daarvoor is het nodig, om de bijbehorende mixer via het menu …
“Vrije mixers” (bladzijde 181)
… te programmeren.
De rolroeren worden als landingshulp uitgedraaid, afhankelijk van de positie van de gasknuppel vanaf halfgas in
de richting stationair. Hoe verder de knuppel in de richting stationair wordt gebracht, des te verder slaan de
rolroeren naar boven uit. Omgekeerd worden bij “gas geven” de rolroer-landingskleppen ingedraaid, om een
plotseling stijgen van het model te voorkomen.
Om het model bij uitgedraaide rolroer-landingskleppen niet te laten stijgen, moet er een beetje “down”-hoogteroer
bij worden gemixt.
Zet dus voor deze beide taken de twee op het volgende display getoonde lineaire mixers. Het activeren van de
mixers vindt plaats via één en dezelfde schakelaar, bv. SW 8, die aan de beide mixers met identieke
schakelrichting toegewezen moet worden.
M1 K1 -> 5 8 >>
M2 K1 -> HO 8 >>
M3 ?? -> ??
M4 ?? -> ??
M5 ?? -> ??
Type van naar
Wissel dan telkens naar de tweede display-bladzijde om de desbetreffende mixpercentages in te stellen. In beide
gevallen blijft het mixerneutraalpunt liggen in het midden van de K1-knuppel.
Boven het stuurmidden voert u na selectie van het ASY-veld voor beide mixers 0% in en onder het midden in de
richting stationair voor:
MIX 1: -60% … -80% en
MIX 2: -5% … -10%.
Voorbeeld MIX 1 :
L.MIX1 K1-> 5
Mix ing.
-70% 0%
Offset
0%
SYM ASY
Daarmee is de basis-instelling voor een F3A-model afgesloten.
Compensatie van model-specifieke fouten
Helaas komt het maar al te vaak voor, dat kleinere model-specifieke “fouten” via de mixers van een computer-
zender gecompenseerd moeten worden. Voordat u zich bezighoudt met deze instellingen moet u er voor zorgen,
dat het model correct gebouwd is, optimaal aan de dwars- en lengteas uitgewogen is en dat de motor-zijstelling
en –domping kloppen.
Beïnvloeden van de lengte- en dwars-as door het richtingsroer
Het komt vaak voor, dat bij het bedienen van het richtingsroer ook het gedrag om de lengte- en dwars-as wordt
beïnvloed. Dit is vooral storend bij de meskantvlucht, waarbij de lift van het model bij een uitgeslagen
richtingsroer alleen door de romp wordt opgewekt. Daarbij kan het komen tot een wegdraaien van het model en