User manual
Aanwijzingen:
Met behulp van de neutraalpunt-verschuiving en de daarop volgende aanpassing van de stuuruitslag, in die
zin, dat de Offsetwaarde naar de kant, waarheen het neutraalpunt werd verschoven, van de uitslag wordt
afgetrokken en aan de andere kant weer wordt opgeteld, kan in het menu “Instelling stuurelement” de
“halfgas-positie” worden beïnvloed. Dus b.v. bij een Offsetwaarde van –20%: +80% aan de min-kant van de
uitslag-instelling en +120% aan de plus-kant en omgekeerd.
Zou u in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing” vliegfasen gedefinieerd hebben, dan moeten
de hierboven beschreven instellingen in elke actieve vliegfase op dezelfde manier worden doorgevoerd.
Anders vraagt u zich waarschijnlijk af, waarom na een wisselen van fase de motor op halve kracht begint te
lopen maar niet reageert op de schakelaar …
Voorbeeld 3
Gebruik van een twee-standen-schakelaars SW 2, 3 of 8
Deze variant realiseert een pure AAN/UIT-functie. Aan de ontvangerkant is óf een eenvoudige elektronische
schakelaar óf – wanneer een geleidelijke aanloop van de motor gewenst is – een motorregelaar (vaartregelaar)
nodig.
Behalve de toewijzing van een ander stuurelement zijn de benodigde instellingen in principe dezelfde als de
onder voorbeeld 1 beschreven instellingen. Daarom gelden ook dezelfde aanmerkingen en aanbevelingen.
Afgezien van de onder voorbeeld 1 traploze en in dit voorbeeld tweetraps motorsturing heeft de keuze van één
van de beide typen stuurelement alleen effect op de bediening van de klokken, zie bladzijde 252.
Afwijkend van de beschrijving daar is alleen de soort weergave van de uitgekozen schakelaar in het display van
het menu …
“Instelling stuurelement” (bladzijde 96)
Ing. 5 GL ---- 0%
Ing. 6 GL ---- 0%
Ing. 7 GL ---- 0%
Ing. 8 GL 2 0%
Type Offset
Net als in voorbeeld 1 wisselt u ook hier naar de regel van een vrije ingang, activeert u in de derde kolom de
“Toewijzing van stuurelementen en schakelaars” en beweegt u dan het gewenste stuurelement, hier bijvoorbeeld
de schakelaar “2”, vanuit de gewenste motor-UIT-positie in de richting motor AAN.
Laat u ook hier – zoals al eerder genoemd in dit hoofdstuk – in de kolom “Type” de standaardwaarde “GL” staan.
De instelling van de bij de motorregelaar (vaartregelaar) passende stuuruitslagen wordt in de kolom “- weg + “
ingevoerd. Moet de motor bij gebruik van een motorregelaar (vaartregelaar) soepel aanlopen, dan kan – zoals bij
voorbeeld 1 beschreven - in de kolom “-tijd+” een bijbehorende vertragingstijd worden ingesteld:
Ing. 5 0.0 0.0
Ing. 6 0.0 0.0
Ing. 7 0.0 0.0
Ing. 8 0.0 0.0
- tijd +
Alle andere instellingen vinden plaats- zoals bij het begin van het voorbeeld vermeld – op dezelfde manier als
voorbeeld 1. Daarom gelden dezelfde opmerkingen en aanbevelingen.
Aanwijzing:
Aan de “UIT”-kant wordt geen vertraging ingevoerd, zodat de aandrijving op elk moment en direct kan worden
uitgezet. Dit belast de aandrijving ook niet, omdat deze dan slechts “uitdraait”.
Zou u in de menu’s “Faseninstelling” en “Fasentoewijzing” vliegfasen gedefinieerd hebben, dan moeten
de hierboven beschreven instellingen in elke actieve vliegfase op dezelfde manier worden doorgevoerd.
Anders vraagt u zich waarschijnlijk af, waarom na een wisselen van fase de motor op halve kracht begint te
lopen maar niet reageert op de schakelaar …