User manual

De pitchminimum-instelling kan eventueel anders zijn dan die van de normale vliegsituatie, afhankelijk van de
gewoonten tijdens de normale vlucht. Voor de autorotatie moet u in ieder geval een dusdanig grote
pitchminimum-waarde bij punt 1 instellen, dat uw model vanuit de voorwaartse vlucht bij een middelmatige
snelheid in een daalvlucht van ca. 60…70 graden bij een volledig teruggenomen pitch kan worden gebracht.
Wanneer u, zoals de meeste helipiloten, een dusdanige instelling altijd al bij het normale vliegen toepast, dan
kunt u deze waarde gewoon overnemen.
Zou u echter uw model normaliter in een vlakkere hoek “laten vallen”, dan verhoogt u de waarde van “punt L” en
omgekeerd.
aanvlieghoek bij verschillende hoeveelheden wind
aanvlieghoek bij sterke wind bij middelmatige wind zonder wind
De pitchknuppel zelf bevindt zich tijdens de autorotatie nu niet grotendeels in de onderste regionen, maar typisch
genoeg tussen de hoverpositie en de onderste aanslag, om eventueel b.v. ook de hellingshoek via de nicksturing
nog te kunnen corrigeren.
U kunt de aanvliegroute nog verkleinen door licht de nicksturing aan te trekken en de pitch voorzichtig te
verkleinen of het aanvliegen verlengen, door de nicksturing te drukken en de pitch te verhogen.
Gaspositie AR
Op wedstrijden wordt verwacht dat een verbrandingsmotor helemaal uit is. In de trainingsfase zou dit zeker niet
handig zijn, omdat u dan telkens opnieuw de motor moet starten.
Stelt u bij de training de waarde van deze regel dusdanig in, dat in de autorotatie de motor nog veilig stationair
blijft lopen zonder dat de koppeling aangrijpt resp. een elektro-aandrijving veilig “uit” is.
Aanwijzing:
Met de optie “Motor-stop” van het menu “Basisinstelling model” heeft u eventueel een alternatieve “Nood-UIT”-
functie.
Hek
Bij een normale vlucht is de hekrotor zo ingesteld, dat hij bij het hoveren het draaimoment van de motor
compenseert. Hij veroorzaakt dus in de basisinstelling al een bepaalde stuwkracht. Deze stuwkracht wordt dan
door de hekrotorsturing en door verschillende mixers voor allerlei soorten van koppelcompensatie gevarieerd en
afhankelijk van de weersomstandigheden, het toerental en andere invloeden met de hekrotortrimming bijgesteld.
In de autorotatie echter wordt de hekrotor niet door de motor aangedreven. Daardoor ontstaan er ook geen
draaimomenten meer, die door de hekrotor gecompenseerd moeten worden. Daarom worden alle bijbehorende
mixers automatisch uitgeschakeld.
Omdat in de autorotatie niet langer de eerder genoemde stuwkracht nodig is, moet de basisinstelling van de
hekrotor anders zijn:
Schakelt u de motor uit en zet u de helikopter horizontaal neer. Bij ingeschakelde zender en ontvanger klapt u nu,
na keuze van de vliegfase “Autorotatie” de hekrotorbladen naar beneden en verandert u nu in de regel “hek” de
waarde zolang, tot de instelhoek van de hekrotorbladen nul graden is. De hekrotorbladen staan nu van achteren
gezien parallel.
Afhankelijk van de wrijving en weerstand van de overbrenging kan het voorkomen, dat de romp nog draait. Dit
relatief kleine draaimoment moet dan ook via de instelhoek van de hekrotorbladen gecompenseerd worden. In
ieder geval ligt deze waarde tussen nul graden en een instelhoek tegen de richting van de instelhoek bij het
normale vliegen in.