User manual

Wordt er voor de gaslimiter een schakelaar gebruikt, dan moet u voor deze via het menu “Instelling
stuurelement”, bladzijde 100, in ieder geval een tijdsconstante van ca. 5 seconden voor het op toeren brengen
van het systeem (openen van de gaslimiter) inprogrammeren, maar geen tijdsvertraging voor het sluiten van de
gaslimiter. Laat echter in de kolom “Type” de standaardwaarde “GL” staan, zodat deze instellingen in alle
vliegfasen, dus “globaal”, actief is.
Helimixers
Instelling autorotatie
Door de autorotatie is een echte, maar ook een modelhelikopter in staat, om bijvoorbeeld na het uitvallen van de
motor veilig te landen. Ook bij een uitval van de hekrotor is het directe uitzetten van de motor en de landing in de
autorotatie de enige mogelijkheid, om een oncontroleerbare, snelle draaiing om de hoogte-as en de daaruit
resulterende crash te voorkomen daarom vindt de omschakeling NAAR de autorotatiefase ook zonder vertraging
plaats.
Bij het omschakelen naar de autorotatiefase verandert het beeld van het helimixer-menu zoals hier afgebeeld:
Pitch =>
Gaspositie AR -90%
Hekrotor AR 0%
Gyroverb. 0%
TS-verdraaiing 0
TS-begr. UIT
<<autorot>>
Bij een autorotatie wordt de hoofdrotor niet meer door de motor aangedreven, maar alleen – net als bij een
windmolen- door de luchtstroming door de hoofdrotor tijdens de daalvlucht. Omdat de energie, die hierdoor in de
hoofdrotor is opgeslagen bij het afvangen voor de landing weer wordt verbruikt en daarom maar één keer ter
beschikking staat, is niet alleen een grote dosis ervaring met het vliegen van helikoptermodellen noodzakelijk,
maar ook een goed overdachte instelling van de bovengenoemde functies.
De gevorderde piloot moet regelmatig deze autorotaties oefenen, niet alleen om zich daarmee op wedstrijden te
kunnen bewijzen, maar ook om na het uitvallen van de motor zijn helikopter uit een grotere hoogte schadevrij te
kunnen landen. Hiervoor zijn er in het programma een aantal instelmogelijkheden aanwezig, die er voor bedoeld
zijn om het vliegen mét motor te vervangen. Let u er op, dat de instelling van de autorotatie een volwaardige
derde vliegfase vormt, die over alle vliegfase-afhankelijke instelmogelijkheden beschikt, dus ook over de
trimmingen, pitchcurven-instellingen etc... Bijzonderheden ten opzichte van de gemotoriseerde vliegfasen zijn er
bij de volgende functies:
Pitch (pitchcurve (K1 pitch))
Tijdens het vliegen mét motor wordt de maximale bladhoek begrensd door het ter beschikking staande
motorvermogen, in de autorotatie echter pas door loslaten van de stroming aan de hoofdrotorbladen. Voor een
voldoende grote lift, ook bij een afnemend toerental, moet een grotere maximum pitchwaarde worden ingesteld.
Wissel hier door een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets naar de grafiek van “pitch”
en beweeg dan de verticale lijn met de stuurknuppel naar punt “H”. Stel eerst een waarde in, die ongeveer 10 tot
20% boven de normale pitchmaximum-waarde ligt. Stel NIET direct een ten opzichte van de normale waarden
wezenlijk grotere waarde in, omdat anders de pitchsturing na het omschakelen in de autorotatie heel anders zou
aanvoelen. Er bestaat namelijk dan het gevaar, dat bij het afvangen in de daalvlucht van de autorotatie het model
overstuurd wordt en weer stijgt. Dan zou namelijk het toerental van de rotor al te vroeg afnemen, zodat de
helikopter toch nog uit grotere hoogte neerstort. Later, na enkele oefen-autorotaties, kan de waarde altijd nog
bijgesteld worden.