User manual

gyro-effect instelbereik stuurelement aan ingang 7 “Gyro 7”
links midden rechts
stuurknuppeluitslag hekrotor
2. lineaire gyro-reductie bij een verkleinde uitslag van het stuurelement, b.v. –50% tot + 80% uitslag van het
stuurelement. Het effect van de gyro kan traploos binnen deze grenzen van het stuurelement worden gevarieerd.
Ook hier zijn ter verduidelijking effecten van de autopiloot in afhankelijkheid van de hekrotoruitslag voor
verschillende parameterwaarden van de gyro-reductie getekend.
gyro-effect instelbereik stuurelement aan ingang 7 “Gyro 7”
links midden rechts
stuurknuppeluitslag hekrotor
Instelling van de Gyro-sensor
Om een maximaal mogelijke stabilisatie van de helikopter om de hoogte-as door de autopiloot te bereiken, moet u
op de volgende zaken letten:
De aansturing moet licht lopen en zo weinig mogelijk speling hebben.
De stuurstang mag niet doorveren.
Een sterke en vooral snelle servo toepassen.
Hoe sneller als reactie van de gyro-sensor op een draaien van het model een bijbehorende correctie van de
hekrotor tot stand komt, des te verder kan de instelregelaar voor het autopiloot-effect worden opengedraaid,
zonder dat de staart van het model gaat “kwispelen” en des te beter is ook de stabiliteit om de hoogte-as. Anders
bestaat het gevaar, dat de staart al bij een gering ingestelde gevoeligheid van de autopiloot begint te
schommelen, wat dan weer door een verdere reductie van het autopiloot-effect via het bijbehorende stuurelement
moet worden tegengegaan.
Ook een hoge voorwaartse snelheid van het model resp. hoveren bij een sterke tegenwind kan er toe leiden dat
het stabiliserende effect van het kielvlak samen met de autopiloot tot een overreactie leidt, dat weer zichtbaar
wordt door een schommelen van de staart. Om in iedere situatie een optimale stabilisatie door de autopiloot te
bereiken, kan het effect van deze autopiloot vanuit de zender via een aan ingang “7” toegewezen stuurelement in
combinatie met de autopiloot-reductie en/of de beide instellingen aan de autopiloot NEJ-120BB aangepast
worden.
Verdere aanwijzingen bij autopiloten met een meervoudig in te stellen effect (bv. NEJ-120BB)
Omdat u het autopiloot-effect van dit soort apparatuur vanuit de zender niet proportioneel kunt instellen, moet u
met de regelaar 1op de gyro het (geringere) effect instellen (b.v. voor kunstvlucht), met regelaar 2 het grotere
gyro-effect (bv. voor het hoveren). Ook wanneer dan voor de stuurfunctie 7 van de zender een proportionele
draaiknop werd toegewezen, vindt er slechts een omschakelen tussen deze twee waarden plaats en geen
proportionele instelling.
Draai daarom de regelaar 2 zo ver open, dat het model bij windstilte tijdens het hoveren nog net niet gaat
schommelen, en op dezelfde manier wordt de regelaar 1 zo ver open gedraaid, dat het model ook bij de
maximale snelheid en extreme tegenwind niet met de staart pendelt. U kunt – afhankelijk van het weer en het
vliegprogramma – het autopiloot-effect vanuit de zender omschakelen, eventueel met de autopiloot-reductie ook
afhankelijk van de hekrotor-stuuruitslag.
Verdraaiing van de tuimelschijf
Nick -> gas 0%
Nick -> hek 0%
Gyroverb. 0%
TS-verdraaiing 0
TS-begr. UIT
<<normaal>> SEL
Bij enkele aansturingen van de rotorkop is het nodig, om de tuimelschijf bij een cyclische stuurbeweging in een
andere richting te bewegen, dan de bedoelde kanteling van de rotor-oppervlakte. Bijvoorbeeld bij een
vierbladsrotor kan het nodig zijn om de aansturing in dit menupunt softwarematig met 45 naar rechts resp. naar
links te draaien, zodat de stuurstangen van de tuimelschijf naar de rotorkop precies verticaal kunnen staan en
daardoor een correcte bladaansturing zonder ongewenste differentiatie-effecten kan worden bereikt. Een
mechanische verandering van de stuurstangen is daarmee overbodig geworden. Negatieve hoeken betekenen
een virtuele verdraaiing naar links, positieve hoeken een virtuele verdraaiing naar rechts van de rotorkop.