User manual

Eerst worden daarom - indien gemaakt – de steunpunten “1” tot eventueel max. “4” gewist en daarna worden de
steunpunten “L” (ingang = -100%) en “H” (ingang = +100%) op dezelfde waarde ingesteld, bijvoorbeeld:
K1 -> gas
Curve uit
Ingang -100%
Uitgang +30%
Punt L +30%
<<normaal>>
De in te stellen waarde hangt af van de gebruikte toerenregelaar en van het gewenste toerental en kan natuurlijk
per vliegfase verschillen.
Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch naar een vooraf ingestelde vaste waarde
omgeschakeld, zie bladzijde 178.
K1 -> hekrotor (statische koppel-compensatie)
K1 -> hek
Curve uit
Ingang 0%
Uitgang 0%
Punt ? 0%
<<normaal>>
Standaard is een draaimoment-compensatie met een lineair percentage van steeds 0% ingesteld, zoals nodig is
voor een “Heading-Lock”-gyro, zie afbeelding hierboven.
Belangrijke aanwijzing:
Let in dit verband in ieder geval op de handleiding bij uw gyro, omdat anders het risico bestaat dat uw
heli eventueel onbestuurbaar wordt.
Gebruikt u uw gyro daarentegen in de “normale” modus, of heeft deze alleen maar de zogenaamde “normale
modus”, dan moet u de mixer als volgt instellen:
Op dezelfde manier als de instelling van de pitchcurve, zie vanaf bladzijde 165, kan ook de stuurcurve van de
hekrotor door maximaal 6 punten worden gedefinieerd. U kunt daarom de mixer bij behoefte op elk moment
wijzigen en boven en onder het hoverpunt zowel symmetrische als asymmetrische mixerpercentages invoeren.
Overtuigt u zich er eerst van dat in het menu “Helikoptertype” de juiste rotor-draairichting werd geselecteerd.
K1 -> hek
Curve uit
Ingang +100%
Uitgang +30%
Punt H +30%
<<normaal>>
Uitgaand van -30% bij punt “L” en +30% bij punt “H” moet de instelling van de mixer zó plaatsvinden, dat de
helikopter bij langere verticale stijg- en daalvluchten niet - door het ten opzichte van het hoveren veranderde
draaimoment van de hoofdrotor - wegdraait om de verticale as. Bij het hoveren moet de trimming alleen
plaatsvinden via de (digitale) hekrotor-trimhevel.
Voorwaarde voor een veilige instelling van de draaimoment-compensatie is dat de pitch- en gascurven correct
werden ingesteld, het toerental van de rotor dus over het hele verstelbereik van de pitch constant blijft.
Deze derde curvenmixer heeft dus alleen betrekking op de stuurcurve van de hekrotorservo bij een bewegen van
de gas-/pitchstuurknuppel, terwijl de “kanaal-1-curve”, bladzijde 119, effect heeft op alle servo’s, die via de gas-
/pitchstuurknuppel worden aangestuurd. Let u er op, dat ook voor de hier geprogrammeerde hekrotorcurve het
uitgangssignaal van de “kanaal -1-curve” als ingangssignaal effect heeft: de verticale lijn in het diagram, die
synchroon met de gas-/pitchstuurknuppel beweegt, volgt de actuele kanaal-1-curvenkarakteristiek uit het menu
“Kanaal 1 curve”.
Bij de autorotatie wordt vanuit deze mixer automatisch uitgeschakeld.