User manual

“Gas 6”
Ing. 5 GL ----- 0%
Gas 6 GL ----- 0%
Gyro7 GL ----- 0%
Ing. 8 GL ----- 0%
<<normaal>>
Type Offset
Ook in het heliprogramma kunnen aan de verschillende ingangen in principe alle aanwezige stuurelementen
(proportionele draaiknoppen en schakelaars) worden toegewezen.
U moet er wel op letten, dat een aantal van deze in het menu beschikbare ingangen al door helikopter-specifieke
functies bezet zijn en u dus niet vrij over deze ingangen kunt beschikken.
Zo maakt de ontvangeraansluiting op bladzijde 59 bv. al duidelijk, dat de gasservo resp. de regelaar van een
elektrisch aangedreven helikopter aan de ontvangeruitgang “6” moet worden aangesloten, dus dat het
stuurkanaal “6” gereserveerd is voor de aansturing van het motorvermogen.
In tegenstelling tot een vliegtuigmodel wordt echter de gasservo resp. de regelaar niet direct door de stuurknuppel
of een ander stuurelement, maar via een complex systeem van mixers, zie menu “Helikoptermix”, vanaf
bladzijde 164, aangestuurd. Daarbij heeft ook de op de volgende bladzijde beschreven “gaslimiet-functie” invloed
op dit systeem.
De toewijzing van een stuurelement of schakelaar in de regel “gas” resp. het bijbehorende stuursignaal zou dit
ingewikkelde mixsysteem slechts onnodig “in de war brengen”. De ingang “gas” MOET daarom in ieder geval
“vrij” blijven.
“Gyro 7”
Ing. 5 GL ----- 0%
Gas 6 GL ----- 0%
Gyro7 GL ----- 0%
Ing. 8 GL ----- 0%
<<normaal>>
Type Offset
De meeste actuele gyro-systemen hebben niet alleen een traploos proportioneel instelbaar gyro-effect, maar ook
de mogelijkheid om via de zender uit twee verschillende gyro-instelmodi te kiezen.
Mocht de door u gebruikte gyro ook deze optie bezitten, dan biedt dit menupunt u de mogelijkheid om de gyro
zowel in de “normale” als ook in de “Heading-Lock”-modus via de kolom “Offset” over een bereik van ± 125% te
gebruiken; binnen deze beide modi kunt u normale, langzame vluchten met een maximale stabilisering vliegen
maar ook snelle rondvluchten en kunstvlucht met een gereduceerd gyro-effect.
Gebruik de omschakeling tussen de verschillende vliegfasen om in de regel “Gyro” de diverse instellingen te
kunnen invoeren.
Uitgaande van deze per vliegfase ingestelde –statische - instelling kunt u met een in de regel “Gyro 7”
toegewezen stuurelement, bv. één van de proportionele draaiknoppen CTRL 7 of 8 , het effect van de gyro
rondom het “Offsetpunt” laten variëren. In de middenpositie van het stuurelement komt dit overeen met de bij
Offset gekozen instelling. Wordt het stuurelement vanuit de middenstand in de richting volgas bewogen, dan
wordt het gyro-effect ook groter en naar de andere richting juist weer zwakker. Zo kan het gyro-effect snel en
gemakkelijk ook tijdens het vliegen – bv. bij verschillende weersomstandigheden – aangepast en geoptimaliseerd
worden. Softwarematig kunt u tevens het effect-bereik via de instelling van het stuurelement aan beide kanten
beperken. Let in dit verband ook op de handleiding bij de gyro, omdat u anders het risico loopt dat uw heli
misschien onbestuurbaar wordt.
Instelling van de gyro-sensor
Om een maximaal mogelijke stabilisatie van de helikopter om de hoogte-as door de autopiloot te bereiken, moet u
op de volgende zaken letten:
De aansturing moet licht lopen en zo weinig mogelijk speling hebben.
De stuurstang mag niet doorveren.
Een sterke en vooral snelle servo toepassen.
Hoe sneller als reactie van de gyro-sensor op een draaien van het model een bijbehorende correctie van de
hekrotor tot stand komt, des te verder kan de “gain” (gevoeligheid) van de gyro worden verhoogd, zonder dat de
staart van het model gaat “kwispelen” en des te beter is ook de stabiliteit om de hoogte-as. Anders bestaat het
gevaar dat de staart al bij een gering ingestelde gevoeligheid van de gyro begint te schommelen, wat dan weer
door een verdere reductie van het gyro-effect via de waarde bij “Gyro” resp. het toegewezen stuurelement moet
worden tegengegaan.