User manual
161
Aanwijzing:
Wanneer u deze test met een ingeschakelde ontvangstinstallatie en –aandrijving doet, moet u er zeker op
letten dat u alleen in de positie “motor UIT” omschakelt! Anders bestaat het gevaar, dat de aandrijving
door het abrupte starten zwaar belast en eventueel zelfs beschadigd wordt. Daarom moet u ook tijdens
het vliegen alleen in de positie “motor UIT” omschakelen!
Om de programmering af te sluiten, zet u de gekozen “omschakelaar” weer in de positie “motor AAN”, dus naar
“voren”. Wissel terug naar het multifunctie-menu en dan naar het menu …
“vleugelmix” (bladzijde 97 … 102)
Hier stelt u – in zoverre u dit bij de algemene modelprogrammering al niet gedaan had – in de regel “rem->RO”
de gewenste uitslag van de rolroeren bij het bedienen van de K1-knuppel ( “rem”) naar boven in en wijst u in de
kolom boven het schakelaarsymbool na een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-toets de
gekozen “omschakelaar” toe, door deze ook van “naar voren” nu “naar achteren” om te zetten:
RO – diff. +33% -----
RO -> RI +55% -----
rem -> HO -5% -----
rem -> RO +44% 2
HO -> RO 0% -----
Aanwijzing:
De getoonde instellingen zijn als voorbeelden bedoeld en mogen in geen geval zonder meer worden
overgenomen.
Indien uw model ook welfkleppen heeft en u daarom in de regel “rolr./welfkl.” van het menu “basisinstelling”
“2RO 2WK” heeft gekozen, zet u de zojuist omgezette “omschakelaar” – hier schakelaar 2- weer naar voren en
wisselt u met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter touch-toets naar de regel “rem-> WK”. Hier stelt u dan
de gewenste uitslag van de welfkleppen bij de bediening van de K1-knuppel naar beneden in (deze
kleppenpositie noemt men “kraaienpositie” of “Butterfly”, zie ook bladzijde 101) en wijst u – zoals al eerder
beschreven werd – ook de voor het omschakelen benodigde schakelaar toe, door deze weer vanuit “naar voren”
“naar achteren” om te zetten.
Wanneer u nu nog een keer naar “servoaanduiding” wisselt en alleen de K1-knuppel beweegt, zult u
vaststellen, dat óf de balkaanduiding van kanaal 1 op ca -100% blijft staan en de aanduidingen van de kanalen 2
+ 5 en eventueel 6 + 7 de stuurknuppel volgen, óf dat, zodra de schakelaar wordt omgezet, de laatstgenoemde
ongeveer in het midden blijven staan en alleen de aanduiding van kanaal 1 beweegt.