User manual

117
mixer wissen
Om een al gedefinieerde mixer eventueel weer te wissen, kiest u met de pijltoetsen ▲▼ van de linker of rechter
touch-toets de desbetreffende regel, wisselt u eventueel met de pijltoetsen ◄► naar de kolom “van” en raakt u
dan de centrale SET-toets van de rechter touch-toets aan. Bij het nu inverse veld in de kolom “van” van de te
wissen mixer raakt u nu gelijktijdig de beide pijltoetsen ▲▼ of ◄► van de rechter touch-toets (CLEAR)aan.
mixerschakelaars
Aan de lineaire mixers 1 en 3 in de bovenstaande afbeelding werden als voorbeeld de schakelaar “1” en “2” en
aan de mixer 2 de stuurelement-schakelaar “G1” toegewezen.
Het schakelaarsymbool rechts naast het nummer van de schakelaar geeft de actuele schakeltoestand weer.
Mixers, die niet door een schakelaar (zichtbaar aan het symbool in de desbetreffende kolom) geactiveerd
worden, zijn in principe actief!
kolom “type” (meenemen van de trimming)
Bij de stuurfuncties 1 … 4 (stuurknuppels) kunt u eventueel de trimming van de digitale trimhevels ook effect laten
hebben op de mixeringang. Kiest u in dit geval na een aanraken van de centrale SET-toets van de rechter touch-
toets met de pijltoetsen ervan in het inverse veld “Tr” uit.
Aanwijzing:
Het effect van de K1-trimhevel op de mixeruitgang is afhankelijk van de functie, die aan deze in het menu
“basisinstelling” (bladzijde 65) in de kolom “motor aan K1” bij de vliegtuigmodellen werd toegewezen.
Verdere bijzonderheden van de vrije mixers
Mixers, waarbij de mixer-ingang gelijk gezet werd aan de mixeruitgang, bv. K1 K1, maken - in combinatie met
de optie, een vrije mixer willekeurig aan- en uit te kunnen schakelen - hele speciale effecten mogelijk. Een
voorbeeld van zo’n toepassing vindt u op de bladzijden 159 ... 161.
Voordat we aankomen bij het vastleggen van de mixpercentages en daarna bij de voorbeelden, moeten we er
nog over nadenken, wat er gebeurt als we een mixer effect laten hebben op de softwarematig al ingestelde
koppeling van rolroer- welfkleppen- en pitchservo’s.
vleugelmodellen
Afhankelijk van het aantal vleugelservo’s, dat in het menu “basisinstelling” in de regel “rolr./welfkl.” werd
vastgelegd, zijn de uitgangen 2 en 5 voor de functie “rolroeren” en de eventuele uitgangen 6 en 7 voor de
functie “welfkleppen” via speciale mixers met elkaar verbonden.
Worden er mixeruitgangen op dergelijke koppelingen geprogrammeerd, dan moet de stuurkanaal-
afhankelijke draairichting in het oog gehouden worden:
mixer effect
NN* 2 het servopaar 2 + 5 reageert met rolroerfunctie
NN* 5 het servopaar 2 + 5 reageert met welfkleppenfunctie
NN* 6 het servopaar 6 + 7 reageert met welfkleppenfunctie
NN* 7 het servopaar 6 + 7 reageert met rolroerfunctie
*N.N.= Nomen Nominandum = de te noemen naam
helikoptermodellen
Bij de helikoptermixers zijn afhankelijk van het type helikopter voor de pitchsturing maximaal 4 servo’s aan de
ontvangeruitgangen 1, 2, 3 en 5 mogelijk, die softwarematig voor de functies pitch, rol en nick met elkaar
verbonden zijn.
Het is niet raadzaam, om buiten het menu “helimixer” nog een extra vrije mixer naar de bezette kanalen te
mixen, omdat er dan soms heel gecompliceerde verbindingen kunnen ontstaan. Tot de weinige
uitzonderingen hoort de “pitchtrimming via een apart stuurelement”, zie voorbeeld nr. 2 op bladzijde 120.
Belangrijke aanwijzing:
Let u er vooral bij serieschakelingen op, dat de mixuitslagen van de diverse mixers bij een gelijktijdige
beweging van de stuurknuppel opgeteld worden en de servo dus mechanisch kan aanlopen. Eventueel
de “servo-uitslag” in het menu “servo-instelling” verkleinen en/of de mixerwaarden aanpassen. Moeten
daarentegen de normaliter gebruikte stuuruitslagen niet onnodig door dergelijke uitslagreducties worden
verkleind, dan kan het vastlopen van de servo’s als alternatief in de regels “TRAVEL-/+” van de display-
pagina “RX SERVO” van het “telemetrie”-menu door het zetten van een uitslagbegrenzing worden
voorkomen.