Operation Manual
GMC-I Messtechnik GmbH 43
Geologische analyse
Afgezien van extreme gevallen gaat de meting van de bodem die
moet worden onderzocht tot een diepte die ongeveer gelijk is met
de afstand van de sonde d.
Het is dus mogelijk dat u door een variatie van de sondeafstand
informatie verkrijgt over de lagenstructuur van de ondergrond.
Goed geleidende lagen (grondwaterspiegel) waarin de aardelek-
trode moet worden aangelegd, kunnen daarom in een slecht
geleidende omgeving worden getraceerd.
Specifieke aardingsweerstanden zijn onderhevig aan grote
schommelingen die verschillende oorzaken kunnen hebben als
porositeit, doorvochtiging, oplossingsconcentratie van zouten in
het grondwater en klimatologische schommelingen.
Het verloop van de specifieke aardingsweerstand ρ
E
naargelang
het jaargetijde (de bodemtemperatuur en de negatieve tempera-
tuurcoëfficiënten van de grond) kan tamelijk goed bij benadering
worden weergegeven door een sinuscurve.
Specifieke aardingsweerstanden ρE al naar gelang het jaargetijde zonder
beïnvloeding door neerslag (ingraafdiepte van de aarddraad <1,5m)
In de volgende tabel worden enkele specifieke aardingsweerstan-
den voor verschillende bodems samengesteld.
Specifieke aardweerstand ρ
E
bij verschillende bodemsoorten
Berekenen van de spreidingsweerstanden
Voor de vaak voorkomende aardelektrodevormen zijn in deze
tabel de formules aangegeven voor het berekenen van de sprei-
dingsweerstanden.
In de praktijk volstaan meestal deze vuistregels.
Formules voor het berekenen van de spreidingsweerstand R
A
voor ver-
schillende aardelektroden
R
A
= spreidingsweerstand (Ω)
ρ
E
= Specifieke weerstand (Ωm)
I = Lengte van de aardelektrode (m)
D = Doorsnede van een ringaardelektrode, doorsnede van het reserve-
kringoppervlak van een maasaardelektrode of doorsnede van een
halfronde aardelektrode (m)
F= Oppervlak (m
2
) van het omsloten oppervlak van een ring- of maas-
aardelektrode
a = Kantlengte (m) van een kwadratische aardelektrodeplaat; bij recht-
hoekige platen moet voor a het volgende worden ingezet: √
bxc, b
en c zijn hierbij de twee zijden van de rechthoek.
J = Inhoud (m
3
) van een aparte fundering
Soort bodem specifieke aardingsweerstand
ρ
E
[Ωm]
natte moerasbodem 8 … 60
akkerbodem, leem- en kleibo-
dem, vochtig grind
20 … 300
vochtige zandbodem 200 … 600
droge zandbodem,
droog grind
200 … 2000
stenige bodem 300 … 8000
Rots 10
4
… 10
10
+ρ
E
(%)
10
20
30
-10
-20
-30
jan. mrt. mei jul. sept. nov.
Nummer Aardelektrode Vuistregel Hulpgrootheid
1
Stripaardelektrode
(stralenaardelektrode)
—
2
Stafaardelektrode
(diepte-aardelektrode)
—
3 Ringaardelektrode
4 Maasaardelektrode
5 Plaataardelektrode —
6 Halfronde aardelektrode
R
A
2 ρ
E
⋅
I
----------
=
R
A
ρ
E
I
----
=
R
A
2 ρ
E
⋅
3D
----------
=
D 1,13 F
2
⋅=
R
A
2 ρ
E
⋅
2D
----------
=
D 1,13 F
2
⋅=
R
A
2 ρ
E
⋅
4,5 a⋅
----------
=
R
A
ρ
E
π D
⋅
--------
=
D 1,57 J
3
⋅=










