Operation Manual
46 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
Met name in een TN-C stelsel waar de nul en de beschermingslei-
ding zijn gecombineerd, kan het meetresultaat beïnvloed worden
door parallel geschakelde impedanties van stroomketens of door
vereffeningsstromen. Ook impedanties die tijdens de meting
variëren (bv. inductie) of slechte contacten kunnen de oorzaak zijn
van meetfouten (met als gevolg een dubbele aanwijzing).
Om een juist meetresultaat te verkrijgen is het noodzakelijk fouten
te herkennen en te elimineren.
Waarschuwing bij vreemde spanningen b.v.
Meet om de oorzaak van de meetfout te vinden de weerstand in
2 richtingen.
Bij weerstandsmeting worden de batterijen sterk belast. Druk
daarom bij het meten van de laagohmige weerstand in een polari-
teit de START-knop (3 resp. 17) niet langer in dan nodig.
Tip
Meten van laagohmige weerstanden
De weerstand van de meetkabel en de meetadapter (2-
polig) (12) wordt door de 4-leider meettechniek automa-
tisch gecompenseerd. Bij gebruik van een verlengkabel
dient u wel zelf de weerstand van de verlengkabel, zoals
in hfdst. 13.2 aangegeven, van het meetresultaat af te
trekken.
Indien de impedantie die gemeten wordt pas na een uit-
slingerverschijnsel een stabiele waarde geeft, kunt u niet
in de stand „automatische ompoling“ meten. De meet-
waarde kan dan fout zijn.
Dit verschijnsel kan optreden indien de weerstands-
waarde tijdens de meting verandert, bijvoorbeeld:
– Weerstanden van gloeilampen, waarbij de waarde
door verwarming hoger wordt.
– Impedanties met een groot inductief aandeel.
– Overgangsweerstanden van contacten.