Operation Manual

38 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
10.2 Meten zonder sonde
Als het niet mogelijk is, een sonde te gebruiken, kunt u de aar-
dingsweerstand indirect d.m.v. „aardcircuitweerstand-meting“
zonder sonde bepalen.
Het meten wordt precies volgens de methode van hfdst. 10.1
„Meten met sonde“ vanaf blz. 37 uitgevoerd. Aan de sonde aan-
sluiting (20) is echter geen sonde aangesloten.
De bij deze meetmethode gemeten weerstandwaarde R
eschl
bestaat uit: de weerstand van de fasegeleider, de weerstand van
de bedrijfsaarde R
b
van de distributietrafo en de aardversprei-
dingsweerstand. Om de aardingsweerstand te berekenen moeten
beide waarden van deze gemeten waarde worden afgetrokken.
START
Indien de doorsneden van de fasegeleider L en nulgeleider N
gelijk zijn, kan gesteld worden dat de weerstand van de fasegelei-
der identiek is aan de halve netimpedantie (0,5 x Z
i
).
De netimpedantie kunt u volgens hoofdstuk 9 vanaf blz. 34
meten.
De bedrijfsaarde R
b
mag conform DIN VDE 0100 0 Ω tot 2 Ω
bedragen.
De aardverpreidingsweerstand wordt als volgt berekend:
Het is zinvol om bij de berekening van de aardverspreidingsweer-
stand geen rekening te houden met de bedrijfsaarde R
b
, omdat
deze waarde doorgaans niet bekend is.
De berekende weerstandwaarde impliceert dan als veiligheidstoe-
slag de weerstand van de bedrijfsaarde.
10.3 Beoordelen van de meetwaarden
Indien bepaald is wat de maximale weerstandswaarde mag zijn,
kan in Tabel 2 op blz. 62 worden nagegaan wat de maximale aan-
wijzing op de meter mag zijn; dit om er zeker van te zijn dat bij
een afwijking van de meting de weerstandwaarde van de installa-
tie voldoende laag is. Subwaarden kunnen geinterpoleerd wor-
den.
R
E
R
ESchl
=
1
2
---
R
I
R
B