Operation Manual

GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 19
Na het meten van de aanraakspanning kunt u met het instrument
controleren of de aardlekschakelaar inderdaad binnen 400 ms
resp. 1000 ms uitschakelt.
Schakelt de aardlekschakelaar inderdaad uit bij de nominale fout-
stroom dan wordt de uitschakeltijd en de berekende aardversprei-
dingsweerstand weergegeven.
Schakelt de aardlekschakelaar niet uit binnen de gestelde tijd dan
licht de LED Fi/RCCB (8) rood op.
De uitschakeltest is voor iedere aardlekschakelaar echter maar op
één plaats noodzakelijk.
Tip
Stoorspanningen op de beschermingsleiding PE, op de
aardelektrode of op de aangesloten sonde kunnen de
meting niet beinvloeden.
Door een spanningsmeting met de meetadapter (2-polig)
(12) kan deze spanning gemeten worden. Evt. optre-
dende lekstroom kan conform hfdst. 6.4 blz 17 m.b.v.
stroomtang vastgesteld worden. Is de lekstroom in het
stelsel erg groot of werd er een te hoge teststroom voor
de aardlekschakelaar gekozen, kan dit tot uitschakelen
van de aardlekschakelaar leiden. In dit geval wordt in het
display de melding „Meetaansluiting testen“ weergege-
ven.
MENU
MENU
START
De LED U
L
/R
L
(7) licht rood op als de, met 1/3 van de nominale
foutstroom gemeten en met I
ΔN
berekende aanraakspanning
U
IΔN
>50V (> 25V) is.
Wordt tijdens de meting de aanraakspanningU
IΔN
>50V (>25V)
dan wordt om veiligheidsredenen de meting afgeschakeld.
De aanraakspanningen worden tot 70 V weergegeven. Is de
waarde groter, dan geeft het display: U
IΔN
>70V aan.
I
ΔN
10 mA
I
ΔN
30 mA
I
ΔN
100 mA
I
ΔN
300 mA
I
ΔN
500 mA