Gebruiksaanwijzing PROFiTEST®0100S-II Testinstrument DIN VDE 0100 3-348-889-05 2/8.
5 6 7 8 36 9 10 11 12 13 14 15 4 3 2 1 22 21 16 35 20 19 2 18 17 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH
29 30 31 32 4 25 17 18 24 23 3 9 2 26 27 34 33 Meetwaarden opslag in de printer-geheugen unit is actief 28 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 LCD Display drukknop IΔN / i drukknop START drukknop MENU LED PE LED NETZ/MAINS LED UL/RL LED Fi/RCCB meetbereikschakelaar draagriem houder voor teststeker GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 12 meetadapter (2-polig) 13 stekermoduul (landgebonden) 14 teststeker (met draaivergrendeling) 15 krokodillenbek (opsteekbaar) 16 testpennen 17 drukknop START 18 drukknop IΔN / i 19 cont
Inhoud Bladzijde 1 Gebruik .........................................................................................6 2 Veiligheidskenmerken en voorzorgsmaatregelen ........................7 3 3.1 3.2 Inbedrijfname ...............................................................................7 Batterijen plaatsen c.q. omwisselen .................................................7 Taal kiezen Basis- of subfuncties instellen .........................................................8 Batterij- c.q.
Inhoud Bladzijde 9 9.1 Meten van de inwendige weerstand van het net (ZI) ................. 34 Testen van kWh-meter met steker ................................................. 35 10 10.1 10.1.1 10.1.2 10.2 10.3 10.4 Meten van de aardingsweerstand (RE) ....................................... 36 Meten met sonde ......................................................................... 37 Automatische keuze van het meetbereik ...................................... 37 Handmatige keuze van het meetbereik ...
1 Gebruik Met het meet- en testinstrument PROFiTEST®0100S-II kunt u snel en rationeel veiligheidsvoorschriften volgens DIN VDE 0100 (Duitsland), SEV 3569 (Zwitserland), speciale voorschriften uit andere landen testen en metingen in het kader van de NEN 1010 en NEN 3140 uitvoeren. Het instrument is voorzien van een microprocessor en voldoet aan de bepalingen IEC 61557/EN 61 557 / VDE 0413.
2 Veiligheidskenmerken en voorzorgsmaatregelen Het elektronische meet- en testinstrument PROFiTEST®0100S-II is overeenkomstig de voorschriften IEC 61010-1/EN 61010-1/ VDE 0411-1 gefabriceerd en getest. Bij correct gebruik is de veiligheid van gebruiker en instrument gewaarborgd. Lees de gebruiksaanwijzing voor ingebruikname van het instrument zorgvuldig en in zijn geheel door. Volg deze altijd op alle punten op. Houd de teststeker en sondes vast als u deze b.v. in een bus steekt.
3.2 Taal kiezen Basis- of subfuncties instellen Door op de drukknop MENU (4) te drukken kunt u kiezen of na het inschakelen van het instrument de basisfuncties, of de laatst ingestelde functie opgeroepen wordt, zodat direct met de meting kan worden begonnen. UL-N Tip De basisfunctie wordt automatisch gekozen, als de meetbereikschakelaar (9) bediend wordt. Als het instrument de zelftestprocedure doorloopt moet deze eerst beëindigd worden alvorens met meten begonnen kan worden.
3.3 Batterij- c.q. accutest UL-N Indien de batterijspanning onder de toelaatbare waarde is gezakt verschijnt er bv.: Bij zeer sterk ontladen batterijen werkt het instrument niet meer. Er verschijnt derhalve dan ook geen aanwijzing meer. MENU 3.4 Accu´s laden Let op! Gebruik om de accu´s te laden alleen de netadapter Z501D met 9 V DC laadspanning.
4 Beknopte gebruiksaanwijzing voor een snelle ingebruikname Meten en testen met de PROFiTEST‚0100S-II gaat snel en eenvoudig. In het algemeen zal de geïntegreerde helpfunctie resp. de beknopte gebruiksaanwijzing voldoende zijn voor het grootste deel van de metingen. Toch dient men de informatie, die op dit hoofdstuk volgt, te lezen en op te volgen. Begrippen: Basisfunctie met de meetbereikschakelaar (9) gekozen instelling. De basisfunctie staat in het menu op de bovenste plaats.
IΔN 100 mA IΔN 300 mA IΔN 500 mA RISO ZSchl RLO ZI Druk zo vaak op de drukknop MENU (4) totdat de pijl naar de gewenste functie wijst. Voor elke gekozen functie kan men met de knop IΔN / i (2 of 18) hulp oproepen. Het kiezen van een functie is niet noodzakelijk wanneer de basisfunctie resp. subfunctie, zoals voorheen omschreven, vast is ingesteld.
5 Algemene aanwijzingen 5.1 Instrument aansluiten In installaties met geaarde wandcontactdozen wordt het instrument aangesloten d.m.v. de teststeker (met draaivergrendeling) (14) waarop de stekermoduul (landgebonden) (13) is bevestigd. De spanning tussen fase L en aardleiding PE mag max. 253 V bedragen! Daarbij hoeft niet op de polariteit te worden gelet. Het instrument stelt vast welke ader de fase L en welke de nul N is en poolt, indien noodzakelijk, automatisch om.
Het instrument blijft tot het einde van een (automatische) meting ingeschakeld en schakelt na afloop van de ingegeven uitschakeltijd (zie hfdst. 3.2) automatisch uit. De duur wordt weer met de in de set-up ingestelde tijd verlengd, zodra een knop of de meetbereikschakelaar (9) bediend wordt. Tijdens de meting met oplopende foutstroom in installaties met selectieve aardlekschakelaars, blijft het testinstrument ca. 75 sec., plus de ingegeven tijd, ingeschakeld. Het instrument schakelt steeds automatisch uit.
5.5 Hulpfunctie Voor iedere basis- en subfunctie kunt u, na keuze in het betreffende menu, de bijbehorende afbeelding met hulptekst op het LCD Display (1) oproepen. Druk voor oproep van de afbeelding de knop IΔN / i (2 of 18) één maal en druk diverse malen om tussen IΔN afbeelding en hulptekst te wisselen. Druk om de hulpfunctie te verlaten de drukknop MENU (4).
6 Meten van wisselspanning en frequentie 6.1 Spanning tussen fase en nul (UL-N) 6.
6.3 Spanning tussen sonde en PE (US-PE) Aansluitschema IΔN UL-PE Door de knop IΔN / i in te drukken worden de spaningen nul-aarde en fase-nul zichtbaar gemaakt. Door op de knop START te drukken krijgt u weer de voorafgaande afbeelding met spanning faseaarde en frequentie terug.
6.4 Stroommeting d.m.v. stroomtang Voor-, lek- en vereffeningsstromen kunt u d.m.v. de stroomtang Z501G, die u via de laadbus aansluit, meten. ! Aansluitschema Let op! Gevaar door hoge spanningen! Gebruik uitsluitend de hierboven aangegeven stroomtang. Andere stroomtangen zijn evt. aan de secundaire kant niet door een shuntweerstand belast. Gevaarlijk hoge spanningen kunnen in dit geval de gebruiker en het testinstrument in gevaar brengen. UL-PE De max.
7 Testen van aardlekschakelaars Het testen van de aardlekschakelaars omvat: • visuele inspectie • beproeven • meten Voor het beproeven en meten maakt u gebruik van de PROFiTEST‚0100S-II. De metingen kunnen met en zonder hulpsonde uitgevoerd worden. Voor meting in IT-netten is altijd een hulpsonde nodig. Voor de meting met de sonde is het noodzakelijk, dat de sonde hetzelfde potentiaal heeft als de bedrijfsaarde RB.
Na het meten van de aanraakspanning kunt u met het instrument controleren of de aardlekschakelaar inderdaad binnen 400 ms resp. 1000 ms uitschakelt. Schakelt de aardlekschakelaar inderdaad uit bij de nominale foutstroom dan wordt de uitschakeltijd en de berekende aardverspreidingsweerstand weergegeven. Schakelt de aardlekschakelaar niet uit binnen de gestelde tijd dan licht de LED Fi/RCCB (8) rood op. De uitschakeltest is voor iedere aardlekschakelaar echter maar op één plaats noodzakelijk.
Grenswaarden voor continu aanwezige, toelaatbare aanraakspanningen De grenswaarde voor deze toelaatbare aanraakspanning is bij wisselspanning UL = 50 V ( internationale norm ). Voor bijzondere gevallen zijn lagere waarden voorgeschreven (bv. in stallen van boerderijen UL = 25 V). ! Let op! Wanneer de aanraakspanning te hoog is of de aardlekschakelaar niet uitschakelt, dan moet de installatie gecontroleerd worden (bv.
7.2 Speciale tests van installaties resp. aardlekschakelaars 7.2.1 Testen van installaties resp. aardlekschakelaars met oplopende foutstroom Meetmethode Om met een oplopende foutstroom te kunnen testen produceert het instrument in het net een oplopende foutstroom van (0,3 ... 1,3) • IΔN. Het instrument onthoudt de waarde van de aanraakspanning en de uitschakelstroom, welke optreden op het moment van uitschakelen, en geeft deze weer in het display.
! 7.2.2 Let op! Een lekstroom in de installatie zal bij de meting van de aanspreekstroom de meetresultaten van de aanraakspanning en aanspreekstroom beïnvloeden. Zie ook tip op blz. 19. Een met een aardlekschakelaar beveiligde installatie mag conform de DIN VDE 0100 deel 610 gecontroleerd worden met een oplopende foutstroom. Daarna mag met de gemeten waarde de aanraakspanning voor de betreffende nominale foutstroom IΔN berekend worden. De snellere en eenvoudigere meetmethode zie hfdst. 7.
7.2.3 Testen van aardlekschakelaars, die voor pulserende foutstroom geschikt zijn Hier kunnen aardlekschakelaars met positieve of negatieve halve perioden getest worden. Het uitschakelen vindt conform de normen met 1,4 x nominale stroom plaats. MENU + Knop ingedrukt houden ! MENU + Knop ingedrukt houden ! IΔN * IΔN 7.3 Testen van speciale aardlekschakelaars 7.3.
START START Uitschakeltest Druk op de knop IΔN (2 of 18). De aardlekschakelaar wordt uitgeschakeld. Het LCD Display (1) geeft na de zandloper de uitschakeltijd tA en de aardverspreidingsweerstand RE weer. Tip Selectieve aardlekschakelaars hebben een vertraagde uitschakeltijd. Door de voorbelasting bij het meten van de aanraakspanning wordt de uitschakeltijd kortstondig (ca. 30 sec) beïnvloed.
7.3.2 PRCD´s met niet lineaire elementen Gegevens (uit DIN VDE 0661) Verplaatsbare beveiligingsvoorzieningen tegen aardfoutstroom (PRCD – Portable Residual Current operated Device) zijn aardlekschakelaars die, met behulp van genormaliseerde stekerverbindingen, tussen de verbruiker en een wandcontactdoos geschakeld kunnen worden. Een heraansluitbare, verplaatsbare aardlekschakelaar is een aardlekschakelaar, die dusdanig is geconstrueerd, dat verplaatsbare leidingen kunnen worden aangesloten. Let er s.v.p.
7.3.3 SRCD, PRCD (SCHUKOMAT, SIDOS e.d.) Aardlekschakelaars van de serie SCHUKOMAT, SIDOS en dergelijke die hiermee elektrisch identiek zijn, moeten in deze schakelaarpositie getest worden. Bij aardlekschakelaars van deze types vindt een bewaking van de PE-leiding plaats. Bij een foutstroom van L naar PE is derhalve de uitschakelstroom slechts half zo hoog, d.w.z. de aardlekschakelaar moet reeds bij de halve nominale foutstroom IΔN uitschakelen.
7.3.4 Aardlekschakelaars type G Met behulp van het testinstrument PROFiTEST®0100S-II kunt U, behalve de gebruikelijke en selectieve aardlekschakelaars de speciale eigenschappen van een G-schakelaar testen. Stel vervolgens in het menu 5 x IΔN in en herhaal de uitschakeltest met de positieve halve periode 0° en de negatieve halve periode 180°. De langere uitschakeltijd geeft informatie over de toestand van de geteste aardlekschakelaar. Draai de meetbereikschakelaar van het testinstrument op = 30 mA resp.
7.4 Testen met in te stellen foutstroom In het menupunt IΔVAR/RE kunt u identieke metingen uitvoeren, zoals in hfdst. 7.1 beschreven. Echter met dit verschil, dat alle tests en metingen met een instelbare teststroom tussen 3 mA en 550mA uitgevoerd kunnen worden. Deze functie is geschikt om de eigenschappen van de aardlekschakelaar en de aanraakspanning aan het uitschakelpunt van de aardlekschakelaar te onderzoeken, alsmede om de aardverspreidingsweerstand te meten.
! Let op! De test van aardlekschakelaars in IT-netten is niet mogelijk zonder sonde; de test dient uitsluitend met sonde plaats te vinden! De sonde moet daarbij het potentiaal van de referentieaarde bezitten. START IΔN 10 mA IΔN 30 mA IΔN 100 mA IΔN 300 mA IΔN 500 mA MENU + Knop ingedrukt houden ! Tip De LED NETZ/MAINS (6) heeft geen functie bij de test van aardlekschakelaars in IT-netten (IT-modus).
8 Testen van overbelastingsbeveiligingen, Meten van de aardcircuitweerstand Rschl en het berekenen van de kortsluitstroom (ZSchl en IK) Het testen van overbelastingsbeveiligingen omvat visuele inspectie en meting. Voor het meten gebruikt u de PROFiTEST®0100S-II. Voor de van toepassing zijnde nederlandse normen en grenswaarden verwijzen wij u naar NEN 1010 en NEN 3140.
Aansluitschema 8.1 Meten met een positieve of negatieve halve periode De meting met een halve periode maakt het mogelijk om met behulp van het voorschakelapparaat aardcircuitweerstanden te meten in installaties, welke zijn uitgevoerd met een aardlekschakelaar. Aansluitschema ZSchl ZSchl MENU START MENU De vraag of men moet meten met een positieve of negatieve halve periode hangt van de richting van de gelijkstroommagnetisering van het voorschakelapparaat af.
8.2 Beoordelen van de meetwaarden Met Tabel 1 op blz. 62 kunt u bij de maximaal toelaatbare aardcircuitweerstand Zschl vaststellen welke waarde het instrument maximaal mag weergeven. Hierbij wordt namelijk rekening gehouden met de maximale gebruikersfouten van het instrument. Tussenliggende waarden kunt u interpoleren. Op basis van de berekende kortsluitstroom Ik kunt u, met behulp van de Tabel 6 op blz.
! Let op! Gebruik uitsluitend de 2-polige adapter en verbind L1 (L2, L3) en N aan kWh-meter-output. Na beeindiging van de test wordt de testwaarde aangegeven. Het instrument kan weer nieuwe tests uitvoeren („READY“) De kWh-meter wordt met behulp van een interne belasting getest. Na drukken van de drukknop START (3) kunt u binnen de volgende 5 sec testen of de kWh-meter correct start. Achtereenvolgens dienen alle 3 fasen ten opzichte van N te worden getest.
9 Meten van de inwendige weerstand van het net (ZI) Meetmethode De inwendige weerstand van het net Zi wordt volgens dezelfde meetmethode gemeten als de aardcircuitweerstand Zschl (zie hfdst. 8, blz. 30). Het stroomcircuit is nu niet via de beschermingsleiding PE maar via de nul N gevormd. Tip Bij het gebruik van de meetadapter (2-polig) (12) is het meten van de inwendige weerstand Zi alleen mogelijk in de stand Zschl.
9.1 Testen van kWh-meter met steker De start van kWh-meters, die tussen L en N geschakeld zijn, kan hier worden getest. Aansluitschema De kWh-meter wordt m.b.v. een interne last getest. Na het indrukken van de drukknop START (3) kunt u binnen 5 sec testen, of de kWh-meter correct start. „RUN“ verschijnt. Achtereenvolgens dienen de 3 fasen tegen N te worden getest. START ZI Na beeindiging van de test wordt de testwaarde getoond. Het testinstrument kan weer met nieuwe tests beginnen („READY“).
10 Meten van de aardingsweerstand (RE) De aardingsweerstand Re is de som van de aardverspreidingsweerstand (Ra) en de weerstand van de beschermingsleiding PE. De aardingsweerstand wordt gemeten door een wisselstroom te sturen door de beschermingsleiding, aardelektrode en de aardverspreidingsweerstand. Hierbij worden de stroom en de spanning tussen aarde en de sonde gemeten. De sonde wordt d.m.v. een aanraakveilige 4 mm banaansteker aangesloten op de sonde aansluiting (20).
10.1 Meten met sonde Aansluitschema 10.1.2 Handmatige keuze van het meetbereik Het meetbereik kan ook met de hand gekozen worden. Deze functie kan gebruikt worden om de aardingsweerstand te meten in installaties met een aardlekschakelaar. Om een ongewenste uitschakeling van de aardlekschakelaar te voorkomen, dient u rekening te houden met de teststroom Ip van het apparaat. RE 10.1.
10.2 Meten zonder sonde Als het niet mogelijk is, een sonde te gebruiken, kunt u de aardingsweerstand indirect d.m.v. „aardcircuitweerstand-meting“ zonder sonde bepalen. Het meten wordt precies volgens de methode van hfdst. 10.1 „Meten met sonde“ vanaf blz. 37 uitgevoerd. Aan de sonde aansluiting (20) is echter geen sonde aangesloten.
10.4 Meten van de foutspanning (UE) Voor deze meting moet de sonde worden aangesloten. De foutspanning Ue is de spanning die op de aardelektrode optreedt tussen aardelektrode en de aarde, op het moment dat er kortsluiting optreedt tussen L en PE. Meetmethode Om de foutspanning te meten, meet de PROFiTEST®0100S-II eerst de aardcircuitweerstand Reschl, en direct daarna de aardverspreidingsweerstand Re.
11 Meten van de isolatieweerstand van bodem en wanden (isolatieweerstand ZST) Meetmethode Het instrument meet de weerstand tussen een belaste metalen plaat en de ondergrond. Als wisselspanningsbron wordt de netspanning gebruikt. ! Let op! Raak tijdens de meting nooit de metalen plaat, de vochtige doek of blanke delen van het meetsnoer aan. Op deze delen bevindt zich netspanning! Er kan een stroom tot max. 3,5 mA vloeien.
Tip De waarde Rst wordt conform DIN VDE 0100 deel 610 bepaald en is het ohmse deel van de vloer/wand isolatie. In de praktijk blijkt behalve het ohmse deel ook een capacitieve weerstand aanwezig; hierdoor is de schijnbare weerstand Zst lager dan Rst (parallelschakeling van R + C). Voor de beoordeling moet altijd gerekend worden met Zst (laagste waarde), omdat deze waarde bepalend is voor de hoogte van de stroom die bij aanraking door een persoon vloeit.
12 Meten van de isolatieweerstand (RISO) Aansluitschema START Tip Indien u de steker voor wandcontactdozen gebruikt, wordt uitsluitend de isolatieweerstand tussen de pen van de steker, die met "L" gemarkeerd is, en het aardcontact "PE" gemeten. RISO Is de gemeten isolatieweerstand kleiner dan de ingestelde grenswaarde (zie hfdst. 12.3), dan brandt de LED UL/RL (7). Tip De isolatieweerstand kan alleen gemeten worden indien de installatie spanningsloos is.
! 12.1 Let op! Raak nooit de aansluitcontacten van de meter aan indien de isolatiemeting is ingeschakeld. De door de meter opgewekte spanning is 500 V. De maximale meetstroom is beperkt tot 1 mA, en daardoor niet gevaarlijk; door het schrikeffect kunnen er indirect toch gevaarlijke situaties ontstaan. ! Meten van de vloergeleidingsweerstand (RE(ISO)) Deze meting dient ervoor om na te gaan hoe de geleidbaarheid van de vloer is voor elektrostatische ladingen; conform DIN 51953.
12.3 RISO Instellen grenswaarde U kunt de grenswaarde van de isolatieweerstand in de functie „RISO Limit“ instellen. Zijn de meetwaarden lager, dan brandt de rode LED UL/RL. Er kan gekozen worden tussen 100 kΩ en 10 MΩ. Kies de grenswaarde met de knop IΔN / i. Door de knop MENU te drukken keert u naar de menuafbeelding terug. START MENU START IΔN MENU De max. grenswaarde van de vloergeleidingsweerstand wordt bepaald op basis van de hiervoor relevante voorschriften. 12.
13 Meten van laagohmige weerstanden Rlo (aardings- en vereffeningsleidingen) tot 100 Ω 13.1 Meten van laagohmige weerstanden (RLO) Bij het meten van de laagohmige weerstand van aardleidingen, beschermingsleidingen of vereffeningsleidingen, moet conform de voorschriften met (automatische) polariteitsomschakeling van de meetspanning, of met een stroomrichting (+ pool aan PE of – pool aan PE) gemeten worden. ! Let op! Laagohmige weerstanden kunnen uitsluitend gemeten worden aan een spanningloos object.
Bij weerstandsmeting worden de batterijen sterk belast. Druk daarom bij het meten van de laagohmige weerstand in een polariteit de START-knop (3 resp. 17) niet langer in dan nodig. Tip Meten van laagohmige weerstanden Met name in een TN-C stelsel waar de nul en de beschermingsleiding zijn gecombineerd, kan het meetresultaat beïnvloed worden door parallel geschakelde impedanties van stroomketens of door vereffeningsstromen. Ook impedanties die tijdens de meting variëren (bv.
13.2 Meten van laagohmige weerstanden d.m.v. verlengkabels tot 10 Ω (ΔRLO) Bij gebruik van verlengkabels kan de ohmse weerstand van deze verlengkabel automatisch van het meetresultaat worden afgetrokken. Handel hierbij als volgt: 13.3 IΔN Berekenen van lengtes van koperen leidingen Drukt u na de weerstandmeting volgens hfdst. 13.1 de knop IΔN / i, dan worden voor gebruikelijke doorsneden de betreffende leidinglengten berekend en weergegeven.
13.4 Instellen grenswaarde Met de grenswaarde „RLO Limit“ kunt u de grenswaarde van de weerstand instellen. Wordt deze overschreden, dan gaat de rode LED UL/RL branden. Er staat een keuze van grenswaarden tussen 0,10 Ω en 10 Ω ter beschikking. Kies de grenswaarde met de knop IΔN / i. Door de knop MENU te drukken, komt u weer naar het menubeeld terug.
14 Vaststellen van de draaiveldrichting START Aansluitschema Rechts draaiveld Voor het meten van de richting van het draaiveld heeft u de meetadapter (2-polig) (12) inclusief de extra kabel voor 3-fasemeting nodig. Links draaiveld UL-PE PE of N aan fase MENU Tip In het LCD display (1) verschijnt: – de hoogst opgetreden spanning – de 3 fasen en de fasevolgorde, aangeduid met de cijfers 1:2:3 – een cirkel met pijlaanduiding om de draairichting aan te geven.
15 Bedienings- en displayfuncties (1) LCD-display In het LCD-display wordt weergegeven: • Een of twee meetwaarde(n), 3 cijferig, inclusief eenheid en aanduiding van de te meten grootheid • Nominale waarde van de spanning en frequentie • Aansluitschema's • Helpteksten • Meldingen en tips (2) Toets IΔN / i Bij het indrukken van deze toets wordt: • bij het testen van de aardlekschakelaar (IΔN), na meting van de aanraakspanning, de uitschakeltest gestart.
(7) LED UL/RL Deze brandt rood als tijdens de aardlekschakelaartest de foutspanning > 25 V resp. > 50 V wordt en na een afschakeling uit veiligheidsredenen. Bij onder- resp. overschrijden van de grenswaarde van Riso en Rlo brandt de LED eveneens. (8) LED Fi/RCB Deze brandt rood als bij een uitschakeltest met nominale foutstroom de aardlekschakelaar niet binnen 400 ms (1000 ms bij selectieve aardlekschakelaars) afschakelt.
(14) Teststeker Op de teststeker kunnen de stekermoduul (landgebonden) (13) of de meetadapter (2-polig) (12) worden aangebracht. De teststeker is voorzien van een draaivergrendeling. (15) Krokodillenbek (opsteekbaar) (16) Testpennen De testpennen zijn de tweede (vaste) en derde (opsteekbare) pool van de meetadapter (2-polig) (12). Een krulsnoer verbindt de testpen met het insteekbare deel van de meetadapter. (17) Drukknop Deze drukknop heeft dezelfde functie als de drukknop START (3).
! (28) Let op! Door het gebruik van verkeerde zekeringen kan het testinstrument aanzienlijk beschadigd worden. Alleen de originele zekeringen garanderen de noodzakelijke veiligheid. Tip De spanningsmeetbereiken Ul-n en Ul-pe zijn ook bij defecte zekeringen nog bruikbaar! (25) Stelbeugel Met de stelbeugel wordt een vaste stand voor het beweegbare (scharnier) aflees/bedienings-gedeelte verkregen.
16 Technische specificaties FuncMeetgrootheid tie UL-PE UL–PE f U3~ USONDE IL UL-N UL–N f 0,1 V 1V aansluiting L-N0,1 V PE 1V 500 kΩ 0,1 Hz 1 Hz aansluiting L-PE 500 kΩ 0,1 V 1V 0,1 V Sonde-PE 1V 1MΩ 0,1 mA 0,1 V 1V 330 kΩ 0,1 Hz 1 Hz 0 ... 70,0 V 0,1 V 10 Ω 3Ω 10 Ω 1Ω 0,3 Ω 1Ω 0,2 Ω 1Ω IΔ / IΔN = 10 mA IΔ / IΔN = 30 mA IΔ / IΔN = 100 mA IΔ / IΔN = 300 mA IΔ / IΔN = 500 mA UIΔ / UL = 25 V 10 Ω ... 6,51 kΩ 3 Ω ... 999 Ω 1 kΩ ... 2,17 kΩ 1Ω ... 651 Ω 0,3 Ω ... 99,9 Ω 100 Ω ... 217 Ω 0,2 Ω ...
FuncMeetgrootheid tie ZSchl (hele periode) ZI ZSchl ZI Meetbereik (bereik uitlezing IK) Resolutie Ingangsimpedantie/ Teststroom 10 mΩ UE 0 A ... 999 A 1,00 kA ... 9,99 kA 10,0 kA ... 50,0 kA 3) 0 ... 10 Ω 0 ... 10 Ω 0 ... 10 Ω 0 ... 100 Ω 0 ... 1 kΩ 1 kΩ ... 10 kΩ 0 ... 253 V 1A 10 A 100 A 10 mΩ 10 mΩ 10 mΩ 10 mΩ 1Ω 1Ω 1V 0,83 ... 3,4 A 0,83 ... 3,4 A 0,83 ... 3,4 A 400 mA 40 mA 4 mA — ZST 0 ... 1 MΩ 1 kΩ 2,3 mA bij 230 V 0,01 ... 9,99 MΩ 10,0 ... 99,9 MΩ 0,01 ... 9,99 MΩ 10,0 ... 99,9 MΩ 100 .
Referentiebereiken Netspanning Netfrequentie Frequentie meetgrootheid Golfvorm Netimpedantiehoek Sondeweerstand Voedingsspanning Omgevingstemperatuur Relatieve luchtvochtigheid Aanraakcontact Vloer- en wandisolatie Nominale bereiken Spanning Un Frequentie fn Totaal spanningsbereik Totaal frequentiebereik Signaalvorm Temperatuurbereik Batterijspanning Netimpedantiehoek Sondeweerstand 56 230 V ±0,1% 50 Hz ±0,1% 45 Hz ...
Elektrische veiligheid Beschermingsklasse Nominale spanning Testspanning Overspanningscategorie Vervuilingsgraad Ontstoring (EMV) EMV (EMC) Zekering aansluiting L en N II volgens IEC 1010-1/EN 61010-1 VDE 0411-1 230/400 V (300/500 V) 3,7 kV 50 Hz III 2 EN 50081-1 EN 50082-1 elk 1 G-smeltveiligheid M 3,15/500G 6,3 mm x 32 mm (Noodzekering FF 3,15/500G) Toegestane overbelasting Riso UL-PE, UL-N Fi, RE, RF Zschl, Zi Interface Type Formaat Afstand Mechanische opbouw Beschermingsklasse Afmetingen Gewicht
16.1 LED Toestand Teststeker Meetadapter Stand meetbereikschakelaar (9) Functie PE brandt rood X X alle Instrument uitgeschakeld en een potentiaal verschil ≥ 100 V tussen aanraakvlakken en één van de aansluitingen L, N, PE resp.
17 Onderhoud 17.1 Zelftestprocedure Tip In dit testbeeld wordt de volgende informatie verstrekt: – Software-versie met datum – Typenr. instrument – Datum laatste kalibratie – Statusaanduiding interne testprocedure (op de aanduiding ROM- en CAL-CHECKSUM: moet "OK!" volgen. Als de aanduiding niet OK is mag het instrument niet meer voor metingen gebruikt worden. Raadpleeg de Service-afdeling van GMC-Instruments Nederland B.V.
Hierna verschijnen de volgende testbeelden: START START Tip Elk aangegeven relais schakelt 2 keer. START START Tip Elk van de vier in het display genoemde LED’s knippert 3 keer. De LED PE kan niet automatisch worden getest. 60 Door het indrukken van een willekeurige knop wordt het instrument opnieuw in bedrijf genomen.
17.2 Batterijen Controleer regelmatig en ook wanneer het instrument langere tijd niet is gebruikt, of de batterijen c.q. accu´s niet uitgelopen zijn. Is dit het geval, dan dient U, voordat het instrument weer gebruikt wordt, de elektrolyt zorgvuldig en volledig met een vochtige doek te verwijderen en nieuwe batterijen c.q. accu´s aan te brengen. Als bij de batterijtest (zie hfdst. 3.3 „Batterij- c.q. accutest“ op blz.
18 Bijlagen Tabellen voor het bepalen van de maximale resp. minimale aanwijzingen, rekening houdend met de maximale gebruiksfout van het instrument. 18.1 Tabel 1 ZSchl. (sinus) / ZI (Ω) GrensMax. waarde aanwijzing 0,10 0,01 0,15 0,06 0,20 0,10 0,25 0,15 0,30 0,20 0,35 0,24 0,40 0,29 0,45 0,33 0,50 0,38 0,60 0,47 0,70 0,59 0,80 0,68 0,90 0,77 1,00 0,86 1,50 1,40 2,00 1,87 2,50 2,35 3,00 2,82 3,50 3,30 4,00 3,78 4,50 4,25 5,00 4,73 6,00 5,68 7,00 6,63 8,00 7,59 9,00 8,54 9,99 9,48 62 18.2 ZSchl.
18.3 Grenswaarde 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35 0,40 0,45 0,50 0,55 0,60 0,70 0,80 0,90 1,00 1,50 2,00 2,50 3,00 3,50 4,00 4,50 5,00 6,00 7,00 8,00 9,00 Tabel 3 RISO MΩ Min. Grensaanwijzing waarde 0,12 10,0 0,17 15,0 0,23 20,0 0,28 25,0 0,33 30,0 0,38 35,0 0,44 40,0 0,49 45,0 0,54 50,0 0,59 60,0 0,65 70,0 0,75 80,0 0,86 90,0 0,96 100 1,07 150 1,59 200 2,12 250 2,65 300 3,17 3,70 4,23 4,75 5,28 6,33 7,38 8,44 9,49 GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 18.4 Tabel 4 18.5 Tabel 5 RLO Ω Min.
18.6 Tabel 6 Tabel voor de minimale weer te geven waarden van de kortsluitstroom Ik voor de verschillende smeltveiligheden en installatie-automaten in distributienetten met een nominale netspanning van 230 / 240 V.
18.7 Lijst beknopte aanduidingen Aardlekschakelaar IΔ Uitschakelstroom IΔN Nominale foutstroom Stijgende teststroom (foutstroom) IF PRCD Portable (verplaatsbare) RCD RE Berekende aardverspreiding- cq.
19 Reparatie, kalibratie en onderdelen Neem voor reparaties, kalibraties en onderdelen contact op met GMC-Instruments Nederland B.V. Afd. Service en kalibratie Postbus 323, 3440 AH Woerden Daggeldersweg 18, 3449 JD Woerden Fon: +31 348 42 11 55 Fax: +31 348 42 25 28 E-mail service@gmc-intruments.nl Deze afdeling repareert en kalibreert herleidbaar naar de nationale standaard tegen gunstige tarieven. Bij (kosteloze) opname in het GMC-Instruments Nederland B.V.
GMC-I Gossen-Metrawatt GmbH 67
Gedrukt in Duitsland • Wijzigingen voorbehouden GMC-Instruments Nederland B.V. Daggeldersweg 18 NL-3449 JD Woerden Telefoon +31 348 42 11 55 Telefax +31 348 42 25 28 E-Mail info@gmc-instruments.nl www.gmc-instruments.