Operation Manual

GMC-I Messtechnik GmbH 15
6 Databasefuncties
Bij elke meting kunt u de aangegeven meetgegevens met of zonder com-
mentaar in een interne database bewaren. Om de afzonderlijke meet-
waarden te kunnen toewijzen aan verschillende gebouwen, verdelers en
meetkringen, moet u eerst op een specifiek geheugenadres een datare-
cord aanmaken.
6.1 Een datarecord aanmaken – Functie Data
Ð Kies Data.
Ð Met behulp van de softkeys maakt u allereerst het gewenste geheu-
genadres aan. Als u bevestigt met een druk op de knop START (pre-
cies in het midden indrukken), springt de prompt naar de eerste
invoerpositie (GEBOUW).
Ð Met de softkeys kunt u dan achtereenvolgens de datavelden GEBOUW,
VERDeler, FI-nr. en stroomKRING alsook de naam van de stroomkring in-
voeren.
Gegevens invoeren:
Breng daartoe met of het gewenste alfanumerieke teken in
beeld en kies dit vervolgens met de betreffende softkeyknop.
De besturingssymbolen voert u op dezelfde wijze in en ze hebben de
volgende betekenis:
 De prompt naar links bewegen (zonder te wissen)
 De prompt naar rechts bewegen (zonder te wissen)
 identiek met de knop START
Telkens als u een symbool heeft gekozen, springt de cursor één posi-
tie verder naar rechts. Met of START (precies in het midden indruk-
ken) springt de prompt naar het volgende veld. Als u de velden
GEBOUW, VERDeler, FI-nr. en stroomKRING heeft ingevuld en bevestigdd
heeft met , worden deze geïnverteerd weergegeven. Als u opnieuw
op heeft gedrukt, kunt u de benaming voor de actuele stroomkring
invoeren.
Opmerking
De pc-software heeft deze waarden nodig om de meetwaarden in
de database te zetten om daarmee automatisch reports te kunnen
genereren.