Operation Manual

26 GMC-I Messtechnik GmbH
Metingen V/Hz –
– Temp – – m – A/Hz
5 Metingen
5.1 Spanningsmeting
Opmerkingen over de spanningsmeting
Gebruik de multimeter alleen als er batterijen in zitten. Anders bestaat
de kans dat gevaarlijke spanningen niet aangegeven worden en uw
apparaat beschadigd wordt.
De multimeter mag uitsluitend door personen worden bediend
die in staat zijn, contactgevaren te herkennen en veiligheids-
maatregelen te treffen. Contactgevaar bestaat op plaatsen
waar spanningen kunnen voorkomen die groter zijn dan 33 V
(effectieve waarde).
Raak de meetpennen bij het testen alleen achter de vingerbe-
scherming aan.
Raak in geen geval de metaalachtige meetpennen
aan.
Als u metingen verricht waarbij contactgevaar bestaat, zorg er
dan voor dat u niet alleen werkt. Haal er een tweede man bij.
De maximaal toegestane spanning
tussen de klemmen (9) resp. (10) en aarde (8)
bedraagt 600 V in meetcategorie II resp. 300 V in meetcatego-
rie I I I
Houd er rekening mee dat aan meetobjecten (bijv. aan defecte
apparaten) onvoorspelbare spanningen kunnen voorkomen.
Condensatoren kunnen bijv. gevaarlijk geladen zijn.
In stroomkringen met corona-ontlading (hoogspanning) mag u
met dit apparaat geen metingen verrichten.
Wees uiterst voorzichtig als u in HF-stroomkringen metingen
verricht. Daar kunnen gevaarlijke mengspanningen bestaan.
Houd er rekening mee dat gevaarlijke spanningspieken bij een meting
met een laagdoorlaatfilter onderdrukt worden.
Wij raden u aan de spanning allereerst zonder laagdoorlaatfilter te
meten zodat u mogelijke gevaarlijke spanningen kunt herkennen.
Zorg er absoluut voor dat u de meetbereiken niet meer overbe-
last dan geoorloofd is. U vindt de grenswaarden in Hoofdst. 9
Technische gegevens“ in de tabel „Meetfuncties en meetbe-
reiken“ in de kolom „Overbelastbaarheid“.