Operation Manual
GMC-I Messtechnik GmbH 19
Bedieningsfuncties
4.1.3 Snelle metingen
Als er sneller gemeten moet worden dan mogelijk is bij de auto-
matische meetbereikkeuze, dan moet het juiste meetbereik ge-
fixeerd worden. Een snelle meting is gegarandeerd met de vol-
gende twee functies:
•met de handmatige meetbereikkeuze, d.w.z. door het meetbereik
te kiezen met het beste oplossend vermogen, zie
Hoofdst. 4.1.2.
of
•met de functie DATA, zie Hoofdst. 4.4. Hierbij wordt na de eerste
meting automatisch het juiste meetbereik gefixeerd, zodat er
vanaf de tweede meetwaarde sneller wordt gemeten.
Bij beide functies blijft het gefixeerde meetbereik ingesteld voor de
volgende seriemetingen.
4.2 Nulpuntcorrectie/relatieve metingen
Al naar gelang de afwijking van het nulpunt kan de gebruiker een
nulpuntinstelling of een referentiewaarde voor relatieve metingen
opslaan:
Voor de desbetreffende meetfunctie wordt de betreffende referen-
tie- of correctiewaarde als offset afgetrokken van alle toekomstige
metingen en blijft deze behouden totdat hij weer gewist wordt of
totdat de multimeter wordt uitgeschakeld.
Het instellen van het nulpunt of de referentiewaarde is zowel mo-
gelijk bij de automatische meetbereikkeuze als voor het handma-
tig gekozen meetbereik.
Nulpunt instellen
Ð Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en verbind de vrije
uiteinden met elkaar. Doe dit niet bij capaciteitsmeting. In dit
geval blijven de uiteinden van de leiding open.
Ð Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt de nulpuntinstelling met een geluidssig-
naal en op het LCD-display verschijnt het symbool „ZERO
REL“. De waarde die gemeten werd op het ogenblik dat de
knop werd ingedrukt, wordt gebruikt als referentiewaarde.
Ð U kunt de nulpuntinstelling wissen door opnieuw op de knop
ZERO | ESC te drukken.
Opmerking
Als gevolg van de TRMS effectieve waardemeting geeft de
multimeter bij kortgesloten meetleidingen in het nulpunt van
de V AC/I AC resp. V(AC+DC)/I (AC+DC)-meting een rest-
waarde aan van 1...10/35 digit (alineariteit van de TRMS-
converter). Deze heeft geen invloed op de gespecificeerde
nauwkeurigheid boven 1% van het meetbereik (resp. 10% in
de mV-bereiken).
Referentiewaarde vastleggen
Ð Sluit de meetleidingen aan op het apparaat en meet een refe-
rentiewaarde (max. 1500 digit).
Ð Druk even op de knop ZERO | ESC.
Het apparaat bevestigt het opslaan van de referentiewaarde
met een geluidssignaal en op het LCD-display verschijnen de
Afwijking van het nulpunt
–bij kortgesloten meetleidinguiteinden voor V, W, A
– bij open ingang voor capaciteiten eenheid F
Display
0 ... 200 digit ZERO REL
> 200 ... 1 500 digit REL