Operation Manual
24 GMC-I Messtechnik GmbH
Bedieningsfuncties
4.5 Registreren meetgegevens
De multimeter biedt de mogelijkheid om de meetgegevens met
instelbare cyclussen over een lange periode te registreren als
meetreeksen. De gegevens worden in een batterijgebufferd
geheugen opgeslagen en blijven ook behouden als de multimeter
wordt uitgeschakeld. Het systeem registreert de meetwaarden
hierbij relatief ten opzichte van realtime.
De opgeslagen meetwaarden kunnen met het pc-programma
METRAwin 10 worden uitgelezen. Voorwaarde is een pc die aan
een USB-interfacekabel met de bidirectionele interface-adapter
USB X-TRA op een isolatiemultimeter, gekoppeld is. Zie ook
hoofdstuk 7 „Interfacegebruik“.
Overzicht van de geheugenparameters
Menufunctie STORE
➭ Stel eerst de cyclus in voor het geheugengebruik (zie hoofdstuk
6.4 de parameter „rAtE “) en start vervolgens het
geheugengebruik.
➭ Kies allereerst de gewenste meetfunctie en een zinvol
meetbereik.
➭ Als u langdurige meetwaarderegistraties gaat verrichten, moet
u eerst de laadtoestand van de batterijen resp. accu's
controleren, zie hoofdstuk 6.3.
Sluit eventueel de netadapter NA X-TRA aan.
Het registreren starten met menufuncties
➭ Schakel over naar de gebruiksmodus „SET “ door op MEASURE |
SETUP te drukken en kies daar het hoofdmenu „StorE “.
1nFo
... StorE 000.0 % StArt
➭ Als u bevestigt met FUNC | ENTER wordt het geheugengebruik
gestart. STORE verschijnt onder het analoge display in beeld en
geeft aan dat het geheugengebruik is ingeschakeld.
Op het digitale display verschijnt „StoP “.
➭ Met MEASURE | SETUP keert u terug naar de meetfunctie.
Parameter Pag. Koptekst
CLEAr 25: Geheugen wissen
EMpty 25: Geheugen wissen – verschijnt na CLEAr
0CCUP 25: Hoeveelheid gebruikt geheugen opvragen
rAtE 51: rAtE – Verzendsnelheid/opslagfrequentie instellen
StArt 24: Het registreren starten met menufuncties
StoP 25: Registreren beëindigen
MEASURE
SETUP
FUNC
ENTER
FUNC
ENTER