Operation Manual

54
55
4. Bedien beide remhendels.
De remschoenen moeten bij ingeknepen rem met bijna hun gehele oppervlak de zijkant van de velg
raken.
De remsschoenen mogen de band nooit raken – dus ook niet als de rem niet wordt gebruikt.
5. Voer een visuele controle van de remrubbers uit. De remblokjes mogen niet verder dan de slijtage-indi-
cator afgesleten zijn.
6. Voer een visuele controle van de rempositie uit. De remschoenen moeten aan beide zijden dezelfde
afstand tot de velg hebben.
7.8.6 Terugtraprem controleren
1. Fiets in een langzaam tempo.
2. Trap ‘achteruit’, tegen de aandrijfrichting in.
3. Het achterwiel moet op deze wijze sterk worden afgeremd.
7.9 Aandrijving, ketting controleren
1. Draai de rechtercrank tegen de wijzers van de klok in en bekijk daarbij van bovenaf de kettingbladen
en de pignons. Bij wielen met terugtraprem laat u een assistent de achterkant van de fiets optillen en
draai de rechter trapper in aandrijfrichting.
De kettingbladen en pignons mogen geen zijslag hebben.
Er mogen zich geen vreemde objecten in bevinden. Verwijder deze, voor zover dat gemakkelijk gaat.
2. Druk de linkercrank in de afgebeelde stand naar de liggende achtervork.
U mag geen lagerspeling voelen.
Er mogen geen krakende of knarsende geluiden hoorbaar zijn.
3. Controleer de ketting op beschadigingen. De ketting mag op geen enkele plaats door bijv. verbogen
schalmplaten, uitstekende geklonken boutjes enz. beschadigd zijn of vaste, onbeweegbare ketting-
schakels hebben.
4. Draai, terwijl u stilstaat, de rechtercrank tegen de aandrijfrichting in en bekijk de kettingloop over de
rolletjes van het schakelmechanisme. De ketting moet soepel over de schakelrolletjes lopen en mag
niet springen. (Controlepunt niet van toepassing bij wielen met terugtrapremmen)
7.10 Verlichting controleren
WAARSCHUWING Gevaar door valpartijen en ongevallen
Het uitvallen van koplamp en achterlicht kan in het donker en/of bij slecht zicht leiden tot gevaarlijke situ-
aties. U kunt obstakels over het hoofd zien of zelf door andere verkeersdeelnemers over het hoofd worden
gezien.
Gebruik uw fiets in dergelijke lichtsituaties alleen met ingeschakelde en werkende verlichting.
1. Schakel de verlichting uit. Zie gebruikersinformatie voor uw verlichting c.q. vraag uw fietsspecialist.
2. Til het voorwiel omhoog als u een door een dynamo gevoede verlichting hebt.