Operation Manual
NX-10-gebruikershandleiding 13
Het systeem uitschakelen na een alarm
2. De sirene wordt gestopt, het codeklavier stopt met piepen en het
alarmgeheugen wordt weergegeven.
3. Het alarmgeheugen geeft de zone(s) weer waar het alarm zich heeft
voorgedaan. In het voorbeeld heeft zich een inbraakalarm voorgedaan in zone 8.
4. Druk op de toetsen om de verschillende zones die in het alarmgeheugen
zijn vermeld weer te geven.
5. Druk op OK. Het systeem is gereed om te worden ingeschakeld.
Opmerking: U kunt het alarmgeheugen op elk ogenblik via het gebruikersmenu of
het Quick User menu weergeven. Open het Quick User menu door achtereenvolgens
op de toetsen OK en
te drukken, Alarmgeheugen te selecteren en op OK te
drukken.
1. Voer uw gebruikerscode in om het systeem uit te schakelen.
Er zijn verschillende alarmtypes. Een inbraak- en sabotagealarm worden d.m.v. een ononderbroken sirenetoon gesignaleerd. Een brandalarm wordt d.m.v.
een pulserende sirenetoon gesignaleerd. Bij alle alarmmeldingen gaat het codeklavier snel piepen. Zie
pagina 14 voor informatie over hoe te reageren bij
een brandalarm.
........
........
........
........
........
8 Alarm Memo
Zone 8
OK
Systeem gereed
Aan? Geef code